ECLI:NL:RVS:2016:2125

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
201601070/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 juli 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, welke aanvraag op 7 oktober 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 7 juli 2015 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 7 januari 2016 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de handhaving van de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning geen spoedeisend belang opleverde, omdat het niet duidelijk was of en wanneer de uitzetting zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat het belang van de vreemdeling om rechtmatig verblijf te verkrijgen minder zwaar woog dan het belang van de staatssecretaris. Daarom werd het verzoek van de vreemdeling als kennelijk ongegrond afgewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in vreemdelingenzaken, vooral wanneer het gaat om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek van de vreemdeling afgewezen.

Uitspraak

201601070/2/V3.
Datum uitspraak: 20 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 januari 2016 in zaak nr. 15/14526 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Bij brief van 12 juli 2016 heeft de Afdeling de vreemdeling meegedeeld dat de Afdeling het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep zal aanhouden in afwachting van de beantwoording door het Hof van Justitie van de door de Centrale Raad van Beroep bij verwijzingsuitspraak van 16 maart 2015 in zaken nrs. 12/6791 AKW-P en 12/4197 WWB-P e.v. (ECLI:NL:CRVB:2015:665) gestelde prejudiciële vragen.
2. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist, zodat rechtmatig verblijf ontstaat en daarmee recht op een aanvullende uitkering en toeslagen.
3. De enkele handhaving van de afwijzing van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gedurende de procedure in hoger beroep, levert geen spoedeisend belang op als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Bij dit oordeel is betrokken dat op dit moment niet duidelijk is dat en zo ja, op welke termijn uitzetting zal plaatsvinden. Indien de staatssecretaris voornemens is om de uitzetting van de vreemdeling daadwerkelijk te effectueren, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat hij - de gemachtigde van - de vreemdeling hierover tijdig zal informeren.
4. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van het verzoek in zoverre een belangenafweging verrichten en geen voorlopig oordeel geven over de kans van slagen van het hoger beroep, gelet op het feit dat de Afdeling het door de vreemdeling ingestelde hoger beroep heeft aangehouden.
5. Het treffen van een voorziening als verzocht heeft verstrekkende gevolgen, nu de vreemdeling ten gevolge van de besluitvorming van de staatssecretaris op dit moment niet rechtmatig in Nederland verblijft en geen recht bestaat op de gewenste uitkeringen en toeslagen. Uit de door de vreemdeling overgelegde stukken, met name de aanmelding bij de gemeente om aldaar de benodigde hulp te verkrijgen, is niet gebleken dat voor de vreemdeling geen andere mogelijkheid bestaat om in het onderhoud van haarzelf en haar gezin te voorzien dan door het verkrijgen van rechtmatig verblijf in afwachting van het hoger beroep.
6. Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de vreemdeling om gedurende het hoger beroep rechtmatig verblijf te verkrijgen minder zwaar weegt dan het belang van de staatssecretaris in dezen. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
7. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Folkertsma-Agtersloot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Folkertsma-Agtersloot
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016
699.