201508097/1/V2.
Datum uitspraak: 12 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 23 oktober 2015 in zaak nr. 15/17490 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 oktober 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.A. Tegenbosch, advocaat te Eindhoven, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Volgens de staatssecretaris heeft de rechtbank hiervoor ten onrechte redengevend geacht dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de autoriteiten in Oekraïne in het algemeen bescherming bieden tegen de problemen die de vreemdeling, naar hij stelt, zal ondervinden in verband met zijn homoseksuele gerichtheid.
1.1. De staatssecretaris klaagt terecht dat de rechtbank, door aldus te overwegen, niet heeft onderkend dat hij zich primair op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Oekraïne relevante problemen zal ondervinden vanwege zijn homoseksuele gerichtheid, welke beoordeling vooraf gaat aan de beschermingsvraag. De klacht is derhalve terecht voorgedragen.
Dit leidt echter niet tot de conclusie dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had moeten laten. Zoals de vreemdeling in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd heeft de staatssecretaris zijn primaire standpunt namelijk ondeugdelijk gemotiveerd. In het besluit, zoals toegelicht ter zitting bij de rechtbank, is de staatssecretaris niet gemotiveerd ingegaan op de stelling van de vreemdeling dat hij van plan is om in Oekraïne uiting te geven aan zijn homoseksuele gerichtheid.
De grief faalt.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Fernandez
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2016
753.