201507262/1/A1.
Datum uitspraak: 20 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mepavex Logistics B.V. (hierna: Mepavex), gevestigd te Bergen op Zoom,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 juli 2015 in zaak nr. 13/4380 in het geding tussen:
de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport (hierna: de inspecteur)
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft het college aan Mepavex een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van haar inrichting aan de Blankenweg 11 te Bergen op Zoom.
Bij uitspraak van 31 juli 2015 heeft de rechtbank het door de inspecteur daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 juni 2013 vernietigd, voor zover het de vergunningvoorschriften 7.6.2 en 7.7.1 betreft, en twee nieuwe voorschriften 7.6.2 en 7.7.1 aan de vergunning verbonden. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Mepavex hoger beroep ingesteld.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2016, waar Mepavex, vertegenwoordigd door A.A. van der Vorst, bijgestaan door mr. B. Baan, advocaat te Breda, ing. C.J. Huijbreghts en D.C.E. Haast, en de inspecteur, vertegenwoordigd door mr. H.J. 't Hart, F.H.M. van Nieuwenborg en mr. C.H.P. Reijnders, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door J.B.J.M. Merkx en T.A.C. de Rijk.
Overwegingen
1. Mepavex exploiteert een inrichting voor logistieke dienstverlening en op- en overslag van verpakte goederen, waaronder gevaarlijke stoffen. Bij besluit van 4 november 2010 is voor de inrichting krachtens de Wet milieubeheer een zogeheten revisievergunning verleend. Deze vergunning omvat de gehele inrichting en is thans op grond van het overgangsrecht van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) gelijkgesteld met een krachtens de Wabo verleende omgevingsvergunning. Bij besluit van 25 juni 2013 is een veranderingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en onder 2°, van de Wabo. Deze vergunning heeft betrekking op een aantal wijzigingen in de opslag van gevaarlijke stoffen binnen de inrichting. De rechtbank heeft de vergunningvoorschriften 7.6.2 en 7.7.1 vernietigd en zelf voorziend nieuwe voorschriften 7.6.2 en 7.7.1 aan de vergunning verbonden.
2. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het nieuwe voorschrift 7.6.2. Dat voorschrift luidt:
"Om een effectieve werking van de automatische hi-ex inside air installatie te kunnen garanderen dienen, conform het door het bevoegd gezag goedgekeurde UPD Brandbeveiliging Mepavex Logistics B.V., Project nr. 1227-1 versie 1.0 d.d. 3 januari 2013, binnen een termijn van twee maanden na het van kracht worden van deze omgevingsvergunning, de verdiepte vloerdelen (opvangbakken) in hal 6.2 te worden gedicht indien daarin opslag van kleinere ADR-verpakkingsmiddelen zal plaatsvinden. Opslag van grotere IBC-verpakkingsmiddelen is alleen toegestaan indien een adequaat gotensysteem met vlamkerende roosters aanwezig is." Mepavex heeft bezwaar tegen de tweede volzin van dit voorschrift. De in de eerste volzin voorgeschreven verdichting van de verdiepte vloerdelen (opvangbakken) was eveneens voorgeschreven in het door de rechtbank vernietigde voorschrift 7.6.2. De rechtbank heeft de wijziging van het voorschrift gebaseerd op de toepassing van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (hierna: bbt).
3. Mepavex betoogt dat de rechtbank niet had mogen toetsen aan het vereiste van de bbt omdat de opslag van IBC's (Intermediate bulk containers) alsmede de hi-ex inside air schuimblusinstallatie al bij de onderliggende revisievergunning waren vergund en de veranderingsvergunning geen betrekking heeft op wijziging van deze activiteit of van die installatie. Door het stellen van het nieuwe voorschrift 7.6.2 heeft de rechtbank de revisievergunning aangetast, aldus Mepavex. Zij wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1865. 3.1. Ingevolge artikel 2.14, eerste lid, aanhef en onder c, onder 1°, van de Wabo neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken moeten worden toegepast.
Ingevolge artikel 2.22, tweede lid, worden aan een omgevingsvergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20.
3.2. Zoals de Afdeling in de door Mepavex genoemde uitspraak van 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1865, heeft geoordeeld, behoeven bij het verlenen van een veranderingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en onder 2°, van de Wabo, alleen de in de aanvraag vermelde activiteiten en veranderingen te worden getoetst aan het wettelijke toetsingskader, waaronder het vereiste van de bbt. Dat betekent dat het bevoegd gezag niet is gehouden onderzoek te verrichten naar de vraag of ook het bestaande, reeds eerder vergunde gedeelte van de inrichting aan dat vereiste voldoet. Gelet op deze uitspraak dient te worden onderzocht of de tweede volzin van het nieuwe voorschrift 7.6.2 al dan niet betrekking heeft op een reeds eerder vergunde activiteit die door de veranderingsvergunning niet wordt gewijzigd.
3.3. Het nieuwe voorschrift 7.6.2 ziet uitsluitend op hal 6.2 van het gebouw Noordland 6. De opslagvoorzieningen in dat gebouw (de hallen 6.1 t/m 6.7) zijn fysiek van elkaar gescheiden. De in dit voorschrift genoemde schuimblusinstallatie functioneert dus alleen voor hal 6.2.
Het gotensysteem met vlamkerende roosters is voorgeschreven vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen van ADR klasse 3 (brandgevaarlijke stoffen) in IBC-verpakkingsmiddelen. Zoals ter zitting door de inspecteur is erkend heeft de aanvraag om de veranderingsvergunning geen betrekking op wijzigingen van de opslag van stoffen van ADR klasse 3 in hal 6.2 ten opzichte van de revisievergunning van 2010. De maximale opslag van 1864 ton en de opslag van IBC's waren bij de revisievergunning van 2010 al vergund. De verruiming van de opslag van stoffen van ADR klasse 3 met een vlampunt lager dan 55°C ziet op de opslag in hal 6.3 en niet op de opslag in hal 6.2. Ook de hi-ex inside air schuimblusinstallatie was bij de revisievergunning van 2010 al vergund en wordt bij de veranderingsvergunning niet gewijzigd. De opvangbakken worden bij de veranderingsvergunning wél gewijzigd (gedicht), maar deze wijziging heeft alleen tot doel de werking van de schuimblusinstallatie te optimaliseren. De overige wijzigingen in hal 6.2 beperken zich tot de verruiming van de opslag van stoffen van ADR klasse 8 maar deze wijziging, zo is ter zitting door de inspecteur bevestigd, is niet van invloed op de veiligheid van de opslag van stoffen van ADR klasse 3.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank ten onrechte ervan uitgegaan dat in het kader van de verlening van de veranderingsvergunning de opslag van stoffen van ADR klasse 3 in hal 6.2 had moeten worden getoetst aan het vereiste van de bbt. Voor het voorschrijven van een gotensysteem met vlamkerende roosters - als zijnde de bbt - bestond dan ook geen grond. De tweede volzin van het nieuwe voorschrift 6.2 komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de samenhang met de eerste volzin, dient het gehele voorschrift te worden vernietigd.
Dit betekent dat de overige hogerberoepsgronden, die betrekking hebben op bepaling van de bbt, het inbreuk maken op bestaande rechten, het verlaten van de grondslag van de aanvraag en de kosten en uitvoerbaarheid van de voorgeschreven voorziening, geen bespreking behoeven.
4. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover daarbij vergunningvoorschrift 7.6.2 is vernietigd en zelf voorziend een nieuw voorschrift 7.6.2 aan de vergunning is verbonden. Dit betekent dat het oorspronkelijke voorschrift 7.6.2 van de veranderingsvergunning van 25 juni 2013 gelding heeft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 juli 2015 in zaak nr. 13/4380, voor zover daarbij vergunningvoorschrift 7.6.2 is vernietigd en zelf voorziend een nieuw vergunningvoorschrift 7.6.2 is gesteld;
III. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mepavex Logistics B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van Grinsven
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016
190.