201502420/1/A3.
Datum uitspraak: 13 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2015 in zaak nr. 14/247 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2013 heeft de burgemeester een verzoek van [appellant] om hem te verwijderen van de zogenoemde Top-600 lijst afgewezen.
Bij besluit van 13 december 2013 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2015, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S. Gün, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 21 januari 2013 heeft de burgemeester [appellant] medegedeeld dat hij op de zogenoemde Top-600 lijst staat vermeld.
De burgemeester heeft in deze brief aangegeven dat het opstellen van de Top-600 lijst een op basis van bestaande taken en bevoegdheden gecoördineerde inzet betreft van politie, justitie en hulpdiensten gericht op de meest criminele groep daders van zogenoemde high-impact delicten, zoals overvallen, straatroven, geweldsmisdrijven en woninginbraken.
De burgemeester heeft verder medegedeeld dat de politie en het Openbaar Ministerie op basis van eigen documentatie beoordelen of een persoon in aanmerking komt voor plaatsing op de Top-600 lijst. Ten behoeve van de aanpak worden vervolgens persoonsdossiers samengesteld.
2. [appellant] heeft de burgemeester verzocht zijn persoonsgegevens van de Top 600-lijst te verwijderen. Dit verzoek is door de burgemeester aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 36, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
3. De burgemeester heeft aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag gelegd dat [appellant] per 1 april 2012 voldeed aan de criteria voor plaatsing op de Top 600-lijst. In bezwaar heeft de burgemeester aan de afwijzing voorts ten grondslag gelegd dat de gegevensverwerking in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving omtrent privacy. Gelet hierop is er geen reden zijn persoonsgegevens van de Top 600-lijst te verwijderen, aldus de burgemeester.
4. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank zijn beroepsgrond dat de burgemeester het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden, ten onrechte niet heeft behandeld.
4.1. Het hoger beroep van [appellant] is beperkt tot hetgeen in rechtsoverweging 4 is vermeld. De Afdeling zal zich ook beperken tot een beoordeling van hetgeen [appellant] in dat kader naar voren heeft gebracht.
In beroep heeft [appellant] betoogd dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden doordat zijn plaatsing op de Top 600-lijst is gebaseerd op aanhoudingen, waarvoor een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit volstaat en waarbij derhalve de schuld aan het desbetreffende strafbare feit niet wordt vastgesteld.
De rechtbank heeft overwogen dat de in deze zaak aan de orde zijnde rechtsvraag is beantwoord in een uitspraak van 16 oktober 2014 (ECL:NL:RBAMS:2014:7011) en dat daarin onder meer is overwogen dat aanhoudingen als selectiecriterium mochten worden gebruikt. De rechtbank heeft overwogen dat zij deze uitspraak en de daarin gegeven motivering volgt.
Met de overweging dat aanhoudingen als selectiecriterium mochten worden gebruikt, is de rechtbank ingegaan op de beroepsgrond dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden doordat plaatsing op de lijst op aanhoudingen is gebaseerd. Het betoog van [appellant] mist in zoverre derhalve feitelijke grondslag. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden omdat geen zorgvuldig onderzoek naar de aanhoudingen is verricht, wordt overwogen dat [appellant] dit betoog op geen enkele wijze heeft gemotiveerd. Ook overigens is in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte niet heeft overwogen dat de burgemeester het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Slump w.g. Klein
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016
176-818.