201508986/1/R4.
Datum uitspraak: 13 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Oude Willem, gemeente Westerveld,
en
de raad van de gemeente Westerveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Natuurontwikkeling Oude Willem" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem, en de raad, vertegenwoordigd door J.J. Zwier, werkzaam bij de gemeente, en A. de Vries, werkzaam bij Prolander, zijn verschenen.
Overwegingen
Achtergrond
1. De Oude Willem is een agrarische buurtschap gelegen op de grens van de provincies Drenthe en Friesland. Het gebied is aangewezen als natuurgebied in het kader van de Ecologische Hoofd Structuur. Om die reden heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe bij besluit van 16 december 2014 het inrichtingsplan Oude Willem op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: het inrichtingsplan) vastgesteld, opdat de Oude Willem wordt ontwikkeld tot een natuurgebied. Het bestemmingsplan (hierna: het plan) beoogt de door het inrichtingsplan vastgestelde natuurontwikkeling in het westelijk deel van de buurtschap, gelegen in de provincie Drenthe, mogelijk te maken. Een deel van de agrarische gronden van de buurtschap is daarom in het plan omgezet naar een natuurbestemming. [appellante] woont aan de [locatie] te Oude Willem. Haar perceel ligt zelf niet in het plangebied maar het wordt omgeven door gronden die tot het plangebied behoren. Zij kan zich niet verenigen met het plan en vreest met name dat goed beheer en onderhoud van de natuurgebieden door het plan niet voldoende zijn verzekerd.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Inspraak en maatschappelijke uitvoerbaarheid
3. [appellante] voert aan dat de omwonenden in het gebied gedurende de totstandkoming van het plan zijn gepasseerd. Zij heeft erop gewezen dat omwonenden alleen via voorlichtingsbijeenkomsten over de inrichting van het gebied als natuurgebied op de hoogte zijn gebracht en dat hierover geen overleg met omwonenden heeft plaatsgevonden. Ook ontbreekt volgens haar onder omwonenden een maatschappelijk draagvlak voor het plan.
3.1. In de plantoelichting is in paragraaf 6.1 vermeld dat voor de ontwikkeling van de Oude Willem met betrokken maatschappelijke organisaties en bewoners uitvoerig is overlegd. Verder is vermeld dat vanwege het uitgebreide vooroverleg en overleg met betrokkenen ten tijde van de totstandkoming van het inrichtingsplan, geen apart vooroverleg en geen aparte inspraakprocedure in het kader van het voorliggende plan meer is gevoerd.
3.2. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en er is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen, overeenkomstig de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het voorafgaand bieden van inspraak en plegen van overleg met omwonenden maakt geen deel uit van deze bestemmingsplanprocedure. Het niet voeren van overleg of het niet bieden van inspraak heeft dan ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat in het kader van de procedure tot de vaststelling van het inrichtingsplan [appellante] een zienswijze naar voren heeft gebracht en dat hij zich ervan heeft vergewist dat haar bezwaren in die procedure aan de orde zijn gekomen.
Voor zover [appellante] betoogt dat geen maatschappelijk draagvlak bestaat voor het plan, overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan beleidsvrijheid toekomt. Dat de raad een andere keuze heeft gemaakt dan overeenkomstig de wens van een of meer omwonenden, betekent niet dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, dan wel dat die vaststelling ondeugdelijk is gemotiveerd. Het betoog faalt.
Werkzaamheden, onderhoud en beheer zonder omgevingsvergunningvereiste
4. [appellante] voert aan dat het plan voor de gronden met de bestemming "Natuur" ten onrechte geen omgevingsvergunningvereiste bevat voor werkzaamheden die in overeenstemming zijn met het inrichtingsplan alsmede voor het onderhoud en het beheer van deze gronden. Volgens haar worden deze werkzaamheden in de praktijk uitbesteed waardoor verwaarlozing van het gebied ontstaat. Als gevolg hiervan treedt onder meer ernstige en onomkeerbare schade aan de watergangen op. Verder gaat dit volgens haar ten koste van de verkeersveiligheid op de Oude Willemsweg en wordt haar woongenot door deze verwaarlozing aangetast. [appellante] meent dan ook dat voor elke activiteit die het plan mogelijk maakt een omgevingsvergunningplicht moet gelden, zodat is gewaarborgd dat verwaarlozing en daarmee gepaard gaande ernstige of onomkeerbare schade wordt voorkomen.
4.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.3, van de planregels wordt tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval gerekend:
[…]
e. het dempen van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
f. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
Ingevolge lid 4.4.1 is voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
a. het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden, alsmede het wijzigen van het bodemprofiel;
b. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
d. het graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
e. het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen al dan niet ten behoeve van parkeervoorzieningen;
g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
Ingevolge lid 4.4.2 is een omgevingsvergunning niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c. worden uitgevoerd in overeenstemming met het beheer- en inrichtingsplan Oude Willem, vastgesteld op 16 december 2014.
Ingevolge artikel 1, lid 1.44, van de planregels wordt onder normaal natuurbeheer verstaan het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden,
Ingevolge lid 1.45 wordt onder normaal onderhoud verstaan het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
4.2. De raad heeft toegelicht dat met het plan is beoogd om de werken en werkzaamheden die voortvloeien uit het inrichtingsplan te faciliteren. Om die reden is in het plan ervoor gekozen om voor deze activiteiten geen omgevingsvergunningplicht op te nemen. De Afdeling acht het redelijk dat de raad een omgevingsvergunningsvereiste voor deze werken en werkzaamheden achterwege heeft gelaten, omdat in het inrichtingsplan de omvang en uitvoering van deze werken en werkzaamheden zijn vastgelegd. Het is verder niet ongebruikelijk dat in een bestemmingsplan het normale onderhoud en beheer van gronden vrijgesteld zijn van een omgevingsvergunningplicht.
De door [appellante] gestelde vrees dat de werken en werkzaamheden in overeenstemming met het inrichtingsplan zullen leiden tot verwaarlozing en daarmee gepaard gaande ernstige en onomkeerbare schade, heeft zij niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Voor zover [appellante] heeft betoogd dat het plan zonder omgevingsvergunningvereiste zal leiden tot verwaarlozing van de watergangen, stelt de Afdeling vast dat in artikel 4 van de planregels meerdere voorschriften zijn opgenomen die waarborgen dat de waterhuishouding wordt beschermd, zoals bijvoorbeeld het in strijd met de bestemming dempen van watergangen.
Gelet op het voorgaande heeft de raad voor de gronden met de bestemming "Natuur" in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van een omgevingsvergunningsvereiste voor werken en werkzaamheden die in overeenstemming zijn met het inrichtingsplan, alsmede voor het beheer en onderhoud van deze gronden.
4.3. De overige bezwaren van [appellante] zien met name op de uitvoering van het plan. Uitvoeringsaspecten, zoals de inrichting van de Oude Willemsweg en de uitbesteding van het beheer en het onderhoud van de gronden, kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Overigens heeft de raad ter zitting verklaard dat in het kader van het inrichtingsplan thans een herinrichtingsplan voor de Oude Willemsweg wordt voorbereid, waarbij deze weg aantrekkelijker zal worden gemaakt voor omwonenden en recreanten en het sluipverkeer zal worden ontmoedigd. Het betoog faalt.
Schaderegeling
5. [appellante] stelt dat de raad ten onrechte in het plan niet heeft voorzien in een schaderegeling nu de kans op schade meer dan aannemelijk is.
5.1. Voor een eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat een eigen procedure met daarbij behorende afzonderlijke rechtsbeschermingsmogelijkheden. Het betoog faalt.
Herhaling zienswijze
6. Voor zover [appellante] in het beroepschrift verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante] heeft in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Hagen w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016
539-817.