ECLI:NL:RVS:2016:1916

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
201503906/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door besliscommissie luchthaven Schiphol

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 10 april 2015 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] had een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol, dat op 23 oktober 2013 werd afgewezen. De besliscommissie stelde dat de woning van [appellant] niet binnen de relevante geluidscontouren lag, en dat er geen bewijs was dat de inwerkingtreding van het Luchthavenverkeersbesluit (Lvb) 2003, 2004 en 2008 had geleid tot een hogere geluidbelasting of waardevermindering van de woning. De rechtbank bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de advisering door de adviescommissie op juiste uitgangspunten berustte. Tijdens de zitting op 13 april 2016 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] en de besliscommissie vertegenwoordigd door mr. dr. B.J.P.G. Roozendaal en mr. O.M. te Rijdt aanwezig waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de besliscommissie terecht het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juli 2016.

Uitspraak

201503906/1/A2.
Datum uitspraak: 13 juli 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2015 in zaak nr. 14/4239 in het geding tussen:
[appellant]
en
de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2013 heeft de besliscommissie een verzoek van [appellant] om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 8 september 2014 heeft de besliscommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De besliscommissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2016, waar [appellant] en de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. dr. B.J.P.G. Roozendaal, voorzitter, en mr. O.M. te Rijdt zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is sinds 17 december 1990 eigenaar van een woning aan de [locatie] te [woonplaats]. De woning ligt op een afstand van ongeveer 20 km ten zuidwesten van de Kaagbaan van de luchthaven Schiphol. [appellant] wordt sinds 2003 geconfronteerd met een toename van nachtelijk vliegverkeer. Dat komt omdat in het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol van 20 februari 2003 (het Lvb 2003), onder meer, voor de nacht is besloten tot vaste benaderingsroutes voor vliegtuigen, de zogenoemde luchtverkeerswegen. De route voor de Kaagbaan loopt niet langer over een breed gebied tussen Den Haag en Zandvoort, maar over een smalle strook tussen Katwijk-Noord en Noordwijk-Zuid. [appellant] stelt dat deze concentratie van het nachtelijk landend vliegverkeer een toename van geluidoverlast en nachtrustverstoring ter plaatse van zijn woning tot gevolg heeft.
2. Op 20 augustus 2009 heeft [appellant] de besliscommissie op grond van artikel 8.31 van de Wet luchtvaart verzocht om vergoeding van de schade. Hij stelt dat zijn woning in waarde is gedaald en dat hij in de uitoefening van zijn werk wordt gehinderd als gevolg van nachtrustverstoring.
3. De besliscommissie heeft naar aanleiding van het verzoek van [appellant] advies gevraagd aan de Adviescommissie Schadeschap luchthaven Schiphol (hierna: de adviescommissie). De adviezen van 16 november 2010 en 16 april 2012 zijn ten grondslag gelegd aan de besluitvorming.
Om de omvang van het nadeel als gevolg van het Lvb 2003 te kunnen bepalen, heeft de adviescommissie een vergelijking gemaakt tussen de redelijkerwijs te verwachten geluidbelasting op grond van het Aanwijzingsbesluit van 23 oktober 1996 en het Lvb 2003. Op basis van deze vergelijking concludeert de adviescommissie dat de woning van [appellant] ten tijde van de inwerkingtreding van het Aanwijzingsbesluit buiten de 35 Ke-zone en buiten de 26 dB(A)Laeq nachtzone van het vierbanenstelsel lag. Hetzelfde geldt voor het vijfbanenstelsel, zoals dat in het Aanwijzingsbesluit werd vastgesteld. Om een vergelijking van geluidgegevens mogelijk te maken zijn voor het Lvb 2003 de L-den geluidgegevens omgerekend naar Kosteneenheden en de Lnight-gegevens omgerekend naar de 26 dB(A) Laeq contour. De woning lag onder het Lvb 2003 buiten de voor het Lvb 2003 omgerekende 35 Ke-contour en 26 dB(A) LAeq contour. De woning lag op een afstand van ongeveer 7 kilometer ten opzichte van het handhavingspunt 1 met een grenswaarde van 57,85 Lden voor een etmaal. De woning lag op een afstand van 9 kilometer van het dichtstbijzijnde handhavingspunt 25 met een grenswaarde van 49,72 Lnight. Ook onder het Lvb 2004 lag de woning buiten de voor het Lvb 2004 omgerekende 35 Ke-contour en 26 dB(A) LAeq contour. De grenswaarde voor handhavingspunt 1 bedroeg 57,60 Lden voor een etmaal. De grenswaarde voor handhavingspunt 25 bedroeg 49,72 Lnight voor de nacht. De afstand van de handhavingspunten ten opzichte van de woning is niet gewijzigd.
Om te bepalen of het Lvb 2008 een hogere maximaal te verwachten geluidbelasting tot gevolg heeft gehad, heeft de adviescommissie in het aanvullend advies van 16 april 2012 een vergelijking gemaakt tussen de L-den waarden in het Lvb 2003, zoals gewijzigd door het Lvb 2004 en het Lvb 2008. Voor het Lvb 2008 zijn geen omrekenkaarten beschikbaar, waarin de waarden in de handhavingspunten zijn vertaald naar Ke-zones. Uit de vergelijking van de Lden-waarden onder het Lvb 2004 en Lvb 2008 volgt dat de woning zowel onder het Lvb 2004 als onder het Lvb 2008 buiten de 50 Lden-contour ligt. Nu de 58 dB(A) Lden-contour een ruimtelijk equivalent is van de 35 Ke-contour, zou de woning ook onder het Lvb 2008 buiten de 35 Ke-contour zijn gelegen. Bij brief van 31 maart 2016 heeft de besliscommissie nader toegelicht dat onder het Lvb 2008 de grenswaarde van het dichtstbijzijnde handhavingspunt 1 55,9 Lden is. Voor handhavingspunt 25 geldt een grenswaarde van 48,8 Lnight in dB(A). De woning van [appellant] is als gevolg van de inwerkingtreding van het Lvb 2008 dus niet geconfronteerd met een hogere te verwachten geluidbelasting dan voorheen op grond van het Lvb 2004 kon worden verwacht. De slotsom is dat de woning bij alle opeenvolgende rechtsregimes steeds buiten de berekende contouren van 35 Ke (etmaal), 26 LAeq (nacht) en 50 Lden heeft gelegen.
De besliscommissie heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat voor de invloed van geluid op de waarde van woningen rond de luchthaven Schiphol een ondergrens van 35 Ke kan worden aangehouden. Onder deze grens laat zich geen effect meer op de waarde van woningen vaststellen. Daartoe heeft de besliscommissie gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:572. De gestelde waardevermindering van de woning kan dus niet het gevolg zijn van de inwerkingtreding van het Lvb 2003, zoals gewijzigd door het Lvb 2004 en 2008.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2014 heeft overwogen dat de advisering door de adviescommissie op juiste uitgangspunten berust en de besliscommissie zich bij de besluitvorming op die advisering heeft mogen baseren. Daartoe voert hij aan dat op grond van de in het advies van 16 november 2010 vermelde geluidcontouren van 35 Ke-etmaalwaarde, 26 dB(A) LAeq-nachtwaarde en 50 Lden geen conclusies over de feitelijke geluidbelasting buiten deze contouren kunnen worden getrokken. De adviescommissie heeft ten onrechte niet onderzocht of het Lvb 2003 en daarop volgende besluiten tot een hogere feitelijke geluidbelasting ter plaatse van de woning hebben geleid. Indien de te hanteren vergelijkingsmaatstaf niet de feitelijke, maar de te verwachten geluidbelasting is, leidt ook dat volgens [appellant] tot de conclusie dat de inwerkingtreding van het Lvb 2003, Lvb 2004 en Lvb 2008 tot een verslechtering van de geluidsituatie ter plaats van de woning heeft geleid. Tot slot heeft de besliscommissie miskend dat de toename van de nachtelijke geluidsbelasting op de woning niet alleen tot waardedaling van de woning heeft geleid, maar ook tot schade die voortvloeit uit nachtrustverstoring.
4.1. Voor het geven van antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre [appellant] ten gevolge van (een wijziging van) het Lvb 2003 schade lijdt of zal lijden, is terecht aansluiting gezocht bij de uitspraak van 19 februari 2014 en de daarin neergelegde vergelijkingsmaatstaf. In het geval van [appellant] kan, evenals in de zaak die tot die uitspraak heeft geleid, een vergelijking worden gemaakt tussen (een wijziging van) het Lvb 2003 en het daaraan voorafgaande regime, waarin de geluidbelasting al is genormeerd. Vastgesteld kan worden in hoeverre vanaf de inwerkingtreding van (een wijziging van) het Lvb 2003 rekening dient te worden gehouden met een hogere geluidbelasting dan voorheen kon worden verwacht op grond van de ligging van de woning ten opzichte van de handhavingspunten en bijbehorende grenswaarden. Bij (een wijziging van) het Lvb 2003 speelt, anders dan bij het aanwijzingsbesluit van 23 oktober 1996, niet de bijzondere omstandigheid van langdurige nalatigheid in het voldoen aan een wettelijke plicht tot het stellen van juridische beperkingen aan de geluidbelasting, veroorzaakt door de luchthaven Schiphol. In dit geval is terecht een vergelijking gemaakt tussen (de wijzigingen van) het Lvb 2003 en het daaraan voorafgaande regime en de in de oude en nieuwe situatie te verwachten geluidsbelasting.
4.2. Uit de vergelijking van opeenvolgende rechtsregimes blijkt dat de woning van [appellant] door de inwerkingtreding van het Lvb 2003, 2004 en 2008 niet is geconfronteerd met een hogere te verwachten geluidbelasting dan voorheen kon worden verwacht. De woning is steeds buiten de (omgerekende) 35 Ke-contour blijven liggen. Ter zitting geeft de besliscommissie bevestigd dat de introductie van de luchtverkeerswegen in het Lvb 2003 dit niet heeft veranderd. De geluidbelasting als gevolg van de luchtverkeersweg is verdisconteerd in de berekening van de contour. Voor zover [appellant] in dit verband heeft gewezen op de dB(A) LAmax footprints, de contouren waarbinnen het piekgeluidniveau van een vliegtuig dezelfde waarde heeft, is van belang dat het feitelijk gebruik van de corridor wordt toegestaan binnen de grenzen van het Lvb 2003, 2004 en 2008 en is verdisconteerd in de maximaal te verwachten geluidbelasting.
In het besluit van 8 september 2014 heeft de besliscommissie gewezen op een rapport van de gezamenlijke adviescommissies van het Schadeschap Schiphol van 12 februari 2009. Volgens dit rapport, dat zag op verkoopprijzen van woningen in Uitgeest, Castricum en een aantal referentiegemeenten in de periode 1990 tot 2009, heeft geluidhinder geen zelfstandig effect op de waarde van woningen tot aan een grenswaarde van 35 Ke in de omgeving van de luchthaven Schiphol.
Zoals de Afdeling in voormelde uitspraak van 19 februari 2014 heeft overwogen, is aan de eis dat de in het rapport neergelegde gedachtegang duidelijk en voldoende controleerbaar is en het verslag van het onderzoek voldoende basis biedt voor verdere besluitvorming, voldaan. Er is verder geen aanleiding te veronderstellen dat de in dat rapport getrokken conclusie, dat buiten de contour van 35 Ke geen effect op de waarde van woningen is vast te stellen, niet ook geldt voor woningen in Noordwijk.
Het betoog faalt.
4.3. Anders dan [appellant] betoogt, heeft hij geen aanspraak op een vergoeding voor materiële schade, veroorzaakt door nachtrustverstoring als gevolg van aankomend vliegverkeer boven zijn woning door de introductie van luchtverkeerswegen in het Lvb 2003. [appellant] heeft geen gegevens overgelegd om de daadwerkelijk door hem geleden schade vast te kunnen stellen. Voor zover hij stelt dat geluidoverlast in de toekomst zal leiden tot schade aan zijn gezondheid, is van belang dat onzekere, in de toekomst te lijden schade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de besliscommissie de op 13 maart 2008 ingevoerde experimentele verlenging van het nachtregime van 6.00 naar 6.30 uur niet in de besluitvorming hoefde mee te nemen en zich kon beperken tot de in artikel 8.31 van de Wet luchtvaart opgesomde schadeoorzaken. Daartoe voert hij aan dat die verlenging op 11 augustus 2012 in het Lvb is vastgelegd en dat niet valt in te zien waarom de besliscommissie die verlenging niet uit eigen beweging in de besluitvorming heeft betrokken.
5.1. Voor zover de verlenging van het nachtregime ten onrechte niet in de besluitvorming is betrokken, leidt dat niet tot het door [appellant] beoogde doel, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze verlenging afdoet aan de conclusie dat de geluidbelasting onder de grenswaarde blijft.
Het betoog faalt.
6. Uit het voorgaande volgt dat de besliscommissie het verzoek om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Planken
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016
299.