ECLI:NL:RVS:2016:1827

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
201507573/4/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 juni 2016 heeft [verzoeker] een verzoek om wraking ingediend bij de Raad van State, dat betrekking heeft op mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, de voorzitter van de meervoudige kamer die de zaak met nummer 201507573/1/A1 behandelt. Het verzoek werd ingediend omdat [verzoeker] van mening was dat de schijn van partijdigheid was gewekt. Dit zou zijn ontstaan doordat de staatsraad geen rekening had gehouden met de opgegeven verhinderdata van [verzoeker] en haar verzoek om uitstel van de zitting had afgewezen, terwijl het verzoek van de wederpartij om de zitting voor de zomer te laten plaatsvinden wel was ingewilligd.

De staatsraad heeft niet ingestemd met de wraking en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord. De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 21 juni 2016 behandeld tijdens een openbare zitting, waar [verzoeker] werd vertegenwoordigd door [gemachtigde].

In de mondelinge beslissing van 21 juni 2016 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. De Afdeling overwoog dat de afwijzing van het verzoek om uitstel door de staatsraad een processuele beslissing is die niet ter beoordeling staat in een wrakingsprocedure, tenzij deze beslissing op zichzelf of in samenhang met andere beslissingen een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. Dit bleek in dit geval niet het geval te zijn, waardoor het verzoek om wraking werd afgewezen.

Uitspraak

201507573/4/A1.
Datum beslissing: 21 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 17 juni 2016, ingekomen bij de Raad van State op 18 juni 2016, heeft [verzoeker] een verzoek om wraking ingediend. Dit verzoek wordt geacht betrekking te hebben op mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen (hierna: de staatsraad), als voorzitter van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201507573/1/A1 (hierna: de zaak).
De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 21 juni 2016 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde], is gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 21 juni 2016 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. [verzoeker] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de schijn van partijdigheid is gewekt, omdat bij de vaststelling van de datum van behandeling van de zaak ter zitting geen rekening is gehouden met de door haar opgegeven verhinderdata en haar verzoek om uitstel van de zitting is afgewezen. [verzoeker] wijst er hierbij verder op dat aan het verzoek van de wederpartij om de zitting nog voor de zomer plaats te laten vinden, wel gehoor is gegeven.
2.1. De afwijzende beslissing van de staatsraad op het verzoek van [verzoeker] om uitstel van de behandeling van de zaak op de zitting van 21 juni 2016 betreft een processuele beslissing, die behoort tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de staatsraad, in haar hoedanigheid van voorzitter van de zittingskamer.
Een dergelijke processuele beslissing staat als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling en kan slechts leiden tot inwilliging van het wrakingsverzoek, indien deze beslissing op zichzelf dan wel in samenhang met andere beslissingen bezien, een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat daaruit blijkt van vooringenomenheid van de staatsraad die de beslissing heeft genomen. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
3. Gelet op het vorenstaande bestaat in dit geval geen grond voor het aannemen van een objectief gerechtvaardigde vrees voor (schijn van) partijdigheid van de staatsraad. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Oei
voorzitter griffier
670.