ECLI:NL:RVS:2016:1823

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
201602304/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Zoetwatervoorziening

Op 11 februari 2016 heeft de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee het bestemmingsplan "Zoetwatervoorziening" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, vertegenwoordigd door verzoeker A en verzoeker B, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 14 juni 2016, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door R. de Boer. Ook het Waterschap Hollandse Delta en Evides N.V. hebben hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te verwachten zijn. De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De beslissing werd op 21 juni 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201602304/2/R4.
Datum uitspraak: 21 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Zoetwatervoorziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben Waterschap Hollandse Delta en Evides N.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juni 2016, waar [verzoeker B] en de raad, vertegenwoordigd door R. de Boer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord het waterschap, bijgestaan door mr. G.J.M. de Jager, advocaat te Rotterdam, en S. Houweling, Evides, bijgestaan door mr. J.A.M.A. Sluysmans, advocaat te Den Haag, ing. J.C. Dorst, mr. A. van Reeuwijk en P. Vollenberg, en A. Baars.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Het plan voorziet in enkele maatregelen voor de zoetwatervoorziening in verband met de verzilting van het Haringvliet. Het gaat onder meer om de aanleg van een kanaal en transportleiding vanaf nieuw te realiseren inlaatpunten voor zoet oppervlaktewater ten oosten van Middelharnis. Het tracé van het kanaal en de transportleiding loopt ten zuiden van de huiskavel van [verzoeker] en maakt enkele honderden meters ten westen daarvan een knik in noordwaartse richting en loopt vervolgens verder door in westelijke richting.
4. [verzoeker] betoogt dat de knik in het tracé meer naar het westen had moeten worden voorzien. Hij vreest dat hij na de realisering van het plan te weinig gronden tot zijn beschikking zal hebben voor zijn agrarisch bedrijf.
5. Gelet op het verhandelde ter zitting is de aanleg van het kanaal en de transportleiding in de omgeving van [verzoeker] niet op korte termijn te verwachten. Dit houdt verband met de onderhandelingen over de aankoop van gronden ter verwezenlijking van het plan. Tevens is van belang dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat voor de uitvoering van een deel van de werkzaamheden weliswaar een omgevingsvergunning is aangevraagd, maar dat deze reeds op grond van het voorheen geldende plan kon worden verleend. Voor de uitvoering van werkzaamheden waarvoor het voorliggende plan noodzakelijk is, zijn nog geen omgevingsvergunningen aangevraagd.
6. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat in zoverre geen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te verwachten zijn. Dit betekent dat thans een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt, waardoor het verzoek dient te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, griffier.
w.g. Hagen w.g. Jacobs
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2016
717.