ECLI:NL:RVS:2016:1738
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden na strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Raad van State op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de toestemming van [appellant] om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De korpschef had op 16 november 2014 de toestemming ingetrokken na een incident waarbij [appellant] een bezoeker een vuistslag had gegeven tijdens zijn werk als portier. Dit incident leidde tot een veroordeling door de politierechter tot 100 uren werkstraf. De korpschef baseerde zijn besluit op de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, die vereisen dat beveiligers betrouwbaar en bekwaam zijn. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, maar in hoger beroep oordeelde de Raad van State dat de korpschef niet in redelijkheid kon stellen dat [appellant] onvoldoende betrouwbaar was om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De Raad van State oordeelde dat het hof in het strafrechtelijke proces had vastgesteld dat [appellant] handelde uit noodweerexces, wat betekent dat hij niet strafbaar was. Dit oordeel werd door de Raad van State overgenomen, en de intrekking van de toestemming werd onterecht geacht. De Raad van State vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en herstelde de toestemming voor [appellant] om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellant].