ECLI:NL:RVS:2016:1707

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
201508467/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor een co-/mestvergistingsinstallatie in Hantumhuizen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 oktober 2015. De rechtbank had het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel van 12 maart 2014 vernietigd, waarbij een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een co-/mestvergistingsinstallatie met bijbehorende voorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de vergunning was verleend zonder een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad, wat in strijd was met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht. Na de tussenuitspraak van de rechtbank heeft het college alsnog een verklaring van geen bedenkingen overgelegd, maar [appellante] vreesde voor een toename van geluid- en geuroverlast door de wijziging van de installatie.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 april 2016 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat het college bij de beoordeling van het geluidaspect zich heeft gebaseerd op een akoestisch rapport, waarin het geluid van de gehele inrichting in beeld is gebracht. [appellante] betoogde dat het college ten onrechte alleen het geluid van de co-/mestvergistingsinstallatie had beoordeeld en de cumulatie met het geluid van de veehouderij buiten beschouwing had gelaten. Dit betoog werd door de Afdeling verworpen, omdat het college zich op het rapport had gebaseerd dat grenswaarden voor het geluid van de gehele inrichting bevatte.

Daarnaast betoogde [appellante] dat er een cumulatieberekening had moeten plaatsvinden voor de geur van de co-/mestvergistingsinstallatie en het veehouderijgedeelte. Dit betoog werd ook verworpen, omdat het niet met concrete argumenten was onderbouwd. Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201508467/1/A1.
Datum uitspraak: 22 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Hantumhuizen, gemeente Dongeradeel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 oktober 2015 in zaak nr. 14/1675 in het geding tussen:
[appellante] en [verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2014 heeft het college aan de maatschap omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een co-/mestvergistingsinstallatie met bijbehorende voorzieningen, het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan en het veranderen van de inrichting op het perceel [locatie] te Hantumhuizen.
Bij tussenuitspraak van 10 november 2014 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het in die tussenuitspraak geconstateerde gebrek te herstellen.
Bij brief van 5 maart 2015 heeft het college een verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Dongeradeel overgelegd.
Bij uitspraak van 19 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] en [verzoeker] tegen het besluit van 12 maart 2014 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 29 april 2016. Partijen zijn niet verschenen.
Overwegingen
1. De maatschap drijft op het perceel [locatie] een veehouderij met co-/mestvergistingsinstallatie. De bij het besluit van 12 maart 2014 verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op het wijzigen van de co-/mestvergistingsinstallatie. [appellante] woont in de omgeving en vreest een toename van geluid- en geuroverlast als gevolg van deze wijziging.
De rechtbank heeft het besluit van 12 maart 2014 vernietigd wegens strijd met artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht, omdat de omgevingsvergunning is verleend zonder verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Dongeradeel. Omdat de verklaring van geen bedenkingen naar aanleiding van de tussenuitspraak alsnog is afgegeven en de overige beroepsgronden in de aangevallen uitspraak zijn verworpen, heeft de rechtbank bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte alleen het geluid van de co-/mestvergistingsinstallatie heeft beoordeeld en (cumulatie met) het geluid van het veehouderijgedeelte van de inrichting buiten beschouwing heeft gelaten.
2.1. Dit betoog mist feitelijke grondslag. Het college heeft zich bij de beoordeling van het geluidaspect gebaseerd op het bij de aanvraag om omgevingsvergunning behorende akoestisch rapport van WNP raadgevende ingenieurs. Daarin is het geluid van de gehele inrichting in beeld gebracht. De bij het besluit van 12 maart 2014 aan de omgevingsvergunning voor de activiteit veranderen van een inrichting verbonden geluidvoorschriften zijn gebaseerd op dit rapport en bevatten grenswaarden voor het geluid van de gehele inrichting.
Het betoog faalt.
3. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college met een cumulatieberekening had moeten onderzoeken of de totale geur van de co-/mestvergistingsinstallatie en het veehouderijgedeelte van de inrichting aanvaardbaar kan worden geacht.
[appellante] heeft dit betoog niet met concrete argumenten onderbouwd, zodat het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Michiels w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2016
462-833.