ECLI:NL:RVS:2016:1698

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
201600952/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan 'Binnenstad' gemeente Middelburg wegens onvoldoende duidelijkheid over verkeerssituatie

Op 9 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonend te Middelburg, een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen het besluit van de raad van de gemeente Middelburg om het bestemmingsplan 'Binnenstad' vast te stellen. Dit bestemmingsplan, dat op 15 december 2015 is vastgesteld, voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de binnenstad van Middelburg, met onder andere de ontwikkeling van het voormalige kazerneterrein en de bouw van woningen aan de Koningstraat. Verzoekers vrezen hinder van deze ontwikkelingen en hebben daarom een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 juni 2016 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaten, en de raad van de gemeente Middelburg, vertegenwoordigd door ambtenaren, verschenen. Ook was de besloten vennootschap Heijmans Vastgoed B.V. aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad betoogde dat verzoekers geen spoedeisend belang hadden, omdat er nog geen concreet bouwplan was en slechts consensus bestond over de wijze van bestemmen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er wel degelijk sprake was van een spoedeisend belang, gezien de vrees van verzoekers voor hinder en de mogelijkheid van een aanvraag omgevingsvergunning. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Middelburg te schorsen voor de plandelen die betrekking hebben op de percelen aan de Koningstraat en het voormalige kazerneterrein. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers.

Uitspraak

201600952/2/R6.
Datum uitspraak: 9 juni 2016
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Middelburg,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Middelburg,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Middelburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep in gesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juni 2016, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door mr. B. Vermeirssen, advocaat te Kattendijke, [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. J. Ossewaarde, advocaat te Middelburg, en de raad, vertegenwoordigd door P.J. Mondeel, D.J.L. Brandwijk en M.J.P. Bastiaanse, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heijmans Vastgoed B.V. (hierna: Heijmans), vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de binnenstad van Middelburg. Het plan is overwegend conserverend van aard, maar voorziet tevens in de ontwikkeling van het voormalige kazerneterrein en de bouw van een rijtje woningen aan de Koningstraat 10 tot en met 18. Initiatiefnemers daarvan zijn Heijmans onderscheidenlijk Zuiderdiep B.V.
Het voormalige kazerneterrein wordt aan de noordzijde begrensd door de Zuidsingel, aan de oostzijde door de Koningstraat, aan de zuidzijde door Achter het Hofplein en aan de westzijde door de Korte Noordstraat. Tot het voormalige kazerneterrein behoort niet het zuidwestelijke deel bestaande uit de percelen Achter het Hofplein met de oneven nummers 1 tot en met 9 en de Korte Noordstraat met de even nummers 20 tot en met 34.
Verzoekers zijn omwonenden van deze ontwikkelingen die vrezen daarvan hinder te zullen ondervinden. Zij vrezen dat zeer spoedig een aanvraag omgevingsvergunning zal worden ingediend voor de bouw van een door het plan mogelijk gemaakte parkeergarage met woonlagen. Voorts wordt volgens [verzoeker sub 1] het bouwproject dat naast zijn woning wordt gerealiseerd aan de Koningstraat 10 tot en met 18 en waarover nog procedures lopen, door het plan gelegaliseerd, waardoor de thans nog lopende procedure over de daarvoor verleende omgevingsvergunning betekenis verliest. Tenslotte vreest [verzoeker sub 1] dat door de regeling inzake dakkapellen het monumentale karakter van de binnenstad wordt aangetast.
3. De raad betoogt dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorziening. De raad heeft in het verweerschrift daartoe naar voren gebracht dat op dit moment slechts sprake is van consensus met de eigenaar van de gronden (Heijmans) over de wijze van bestemmen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Er is op dit moment nog geen sprake van een concreet bouwplan. Een spoedige aanvraag om een omgevingsvergunning wordt door de raad dan ook niet verwacht.
Heijmans heeft ter zitting desgevraagd weliswaar deze verwachting van de raad bevestigd, maar niet ongeclausuleerd toegezegd dat geen aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend, alvorens de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Reeds hierom acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig bij verzoekers.
Kappenplan
4. [verzoeker sub 1] betoogt dat artikel 35, lid 35.2, aanhef en onder a, van de planregels rechtsonzeker is, nu uit de luchtfoto in bijlage 5 niet van alle panden de nokrichting is af te leiden.
4.1. Het hele plangebied heeft de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht".
Ingevolge artikel 35, lid 35.2, aanhef en onder a, van de planregels geldt voor het bouwen binnen de grenzen van het ‘beschermd stadsgezicht’ de regel dat de nokrichtingen welke op de luchtfoto in bijlage 5 zijn aangegeven, dienen te worden aangehouden.
4.2. Het betoog dat deze bepaling rechtsonzeker is, faalt, reeds omdat [verzoeker sub 1] niet heeft gespecificeerd van welke panden de nokrichting niet uit de luchtfoto in bijlage 5 bij de planregels is af te leiden.
Dakkapellenregeling
5. [verzoeker sub 1] betoogt dat de definitie van het begrip dakkapel ten onrechte dakopbouwen tot 50% van de breedte van het dak mogelijk maakt. Deze definitie van het begrip dakkapel komt, anders dan de raad stelt, niet overeen met die in andere geactualiseerde bestemmingsplannen, aldus [verzoeker sub 1]. Bovendien valt volgens hem niet in te zien dat een dakkapel boven de nokhoogte zou mogen uitkomen.
Voorts betoogt [verzoeker sub 1] dat ten onrechte geen definitie van het begrip topgevel in de planregels is opgenomen.
5.1. De raad brengt naar voren dat een specifieke regeling voor dakkapellen in het plan is opgenomen vanwege de historische dakkapellen die zich binnen het plangebied bevinden. Deze regeling is niet ruimer dan de regeling in het voorheen geldende planologische regime, aldus de raad.
Een topgevel is volgens de raad een ornamentale gevel die dient tot verfraaiing van of accentuering van een deel van het gebouw.
5.2. Ingevolge artikel 1, lid 1.38, van de planregels is een dakkapel een constructie ter vergroting van een gebouw, waarbij de bovenzijde van deze constructie ten hoogste gelijk is gelegen aan de noklijn en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst of vanuit de gevel wordt opgetrokken.
Ingevolge artikel 31, lid 31.2.1, gelden voor het bouwen de volgende regels:
[…];
f. tussen de toelaatbare goot- en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;
g. boven de nokhoogte en buiten het sub f genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.
5.3. De raad heeft een specifieke regeling voor dakkapellen in het plan opgenomen teneinde een variëteit aan historische dakkapellen te kunnen accommoderen. Deze regeling is ook van toepassing op nieuwe dakkapellen. Hetgeen [verzoeker sub 1] betoogt, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad deze regeling niet in het plan had mogen opnemen of had moeten beperken tot bestaande dakkapellen. De verwijzing van [verzoeker sub 1] naar de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3045, baat hem niet, nu het in die zaak ging om een bestemmingsplan waarin, anders dan in het plan, geen definitie van het begrip dakkapel was opgenomen.
Hetgeen [verzoeker sub 1] met betrekking tot het begrip topgevel naar voren brengt, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad dit begrip ten onrechte niet in het plan heeft gedefinieerd. De betekenis die de raad aan dit begrip hecht, komt overeen met hetgeen volgens verkeersopvatting daaronder wordt verstaan.
Het betoog faalt.
Breedte Koningstraat
6. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen dat met het oog op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid de Koningstraat te smal wordt. Zij voeren daartoe aan dat ten opzichte van het voorheen geldende planologische regime de bebouwingsgrens van de percelen aan de Koningstraat 10 tot en met 18 in de straatrichting is verschoven en dat de karakteristieke knik ter hoogte van nummer 12 is verdwenen. Voorts wijzen zij op het verleggen van de bouwgrens van het plandeel voor het voormalige kazerneterrein eveneens in de richting van de Koningstraat. Ten slotte brengen zij in dit verband naar voren dat de situering van de in- en uitgang van de voorziene parkeergarage aan de Koningstraat leidt tot verkeersoverlast en verkeersonveiligheid.
6.1. De raad erkent dat door het rechttrekken van de voorgevelrooilijn een versmalling van de Koningstraat optreedt, echter alleen ter hoogte van nummer 18. Die versmalling bedraagt ongeveer 30 cm die ten koste gaat van de privé-stoep, zodat het openbare gebruiksprofiel niet smaller wordt, aldus de raad.
Voorts brengt de raad naar voren dat de versmalling van de Koningstraat als gevolg van de toegestane bouwmogelijkheden voor het plandeel voor het voormalige kazerneterrein waarvan de bouwgrens hier het reeds gerealiseerde kelderfundament volgt, maximaal 60 cm bedraagt. Op dit smalste punt van de Koningstraat resteert een straatbreedte van 4 meter, hetgeen volgens de raad niet ongebruikelijk is voor een historische binnenstad. Deze breedte is ook voldoende nu de Koningstraat tussen het Bagijnhof en Achter het Hofplein autoluw of autovrij kan worden gemaakt, aldus de raad.
De raad brengt ten aanzien van de plaats van de in- en uitrit van de voorziene parkeergarage naar voren dat deze niet op de verbeelding is vastgelegd, nu de situering daarvan in belangrijke mate afhankelijk is van het toekomstige woningbouwplan. De zone voor de parkeergarage grenst aan de Koningstraat en de Zuidsingel, zodat de in- en uitrit van de parkeergarage aan deze wegen zal worden gesitueerd, waarbij volgens de raad rekening zal worden gehouden met hinder voor omwonenden en met de verkeersveiligheid.
6.2. Niet in geschil is dat door de door het plan toegestane ontwikkelingen van het voormalige kazerneterrein en de woningen aan de Koningstraat 10 tot en met 18 enige versmalling van de Koningstraat kan optreden, hetgeen gevolgen voor de doorstroming van het verkeer kan hebben. Voorts is de plaats van de in- en uitgang van de voorziene parkeergarage niet in het plan vastgelegd, zodat deze aan de Koningstraat kan komen te liggen. Ten slotte is in het plan noch anderszins verzekerd dat de Koningstraat autoluw of autovrij wordt gemaakt.
Deze omstandigheden in aanmerking nemend, acht de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zijn van het plan voor de verkeerssituatie in de Koningstraat, zodat niet kan worden uitgesloten dat het plan voor zover het de plandelen voor het voormalige kazerneterrein en de woningen aan de Koningstraat 10 tot en met 18 betreft in de hoofdzaak niet in stand zal blijven. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.
7. Teneinde onomkeerbare situaties te voorkomen, ziet de voorzieningenrechter gelet op het vorenstaande aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Middelburg van 15 december 2015, waarbij het bestemmingsplan "Binnenstad" is vastgesteld, voor zover het betreft de plandelen voor de percelen Koningstraat 10, 12, 14, 16 en 18, alsmede de gronden van het voormalige kazerneterrein;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Middelburg tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Middelburg tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.040,50 (zegge: duizendveertig euro en vijftig cent), waarvan € 992,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Middelburg aan [verzoeker sub 2] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt;
gelast dat de raad van de gemeente Middelburg aan [verzoeker sub 2] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.
w.g. Hagen w.g. Van Baaren
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2016
579.