201508964/1/R1.
Datum uitspraak: 15 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Voerendaal (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Voerendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Voerendaal-Kunrade" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2016, waar [appellant], in de persoon van [appellant B] en bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.J. Rouffa, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plangebied betreft de woonkernen Voerendaal en Kunrade alsmede de lintbebouwing langs de Heerlerweg. Het plan voorziet in een actualisatie van het planologische regime voor het gebied.
Het toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Inhoudelijk
3. [appellant] woont op het perceel [locatie]. Hij is van mening dat op zijn perceel ten onrechte geen detailhandel en ruimere horecamogelijkheden zijn toegestaan.
Hierbij voert [appellant] allereerst aan dat de begripsomschrijving van ijsverkooppunt te beperkend is, omdat hieronder niet de verkoop van onder meer soep, broodjes en streekproducten wordt verstaan. Hij wijst erop dat bij de vergunningaanvraag in 2012 door hem is aangegeven dat hij niet uitsluitend ijs wenst te verkopen. Door het ontbreken van een ruimer assortiment zullen buiten het ijsverkoop-seizoen geen bezoekers worden aangetrokken, zodat geen sprake zal zijn van een volwaardig bedrijf. Volgens hem is, anders dan de raad stelt, op zijn perceel voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor een ijsverkooppunt met een ruimer assortiment en levert dit geen overlast op voor de omgeving. [appellant] wijst er verder op dat het college van burgemeester en wethouders op 6 maart 2014 omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een groepsaccommodatie en een ijsverkooppunt met terras op zijn perceel.
Verder voert [appellant] aan dat op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Voerendaal-Kunrade", welk plan op 4 juli 2005 door de raad is vastgesteld, op het perceel [locatie] agrarische bedrijfsactiviteiten en detailhandel waren toegestaan, zodat sprake is van bestaande rechten. Hij wijst er daarbij op dat op zijn perceel een boerderijwinkel gevestigd was waar niet alleen eigen producten maar ook producten van andere bedrijven verkocht werden, alsmede dat op dit perceel een detailhandelsbedrijf gevestigd was waar planten en bloemen verkocht werden.
Ten slotte voert [appellant] hierbij aan dat, hoewel het agrarisch bedrijf op zijn perceel enkele jaren geleden beëindigd is, zijn opvolger voldoende mogelijkheden moet hebben om inkomen te genereren en om de op het perceel aanwezige gebouwen in stand te houden. Door het toekennen van de bestemming "Woongebied" aan de bestaande bedrijfsgebouwen kunnen deze gebouwen niet meer worden gebruikt, nu op het perceel reeds een woning aanwezig is en meerdere wooneenheden niet zijn toegestaan.
3.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie] de bestemming "Woongebied" met de aanduiding "gemengd" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.48, van de planregels moet onder het begrip groepsaccommodatie worden verstaan een (deel van een) gebouw bestemd voor recreatief verblijf voor een groep of groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers.
Ingevolge lid 1.52 moet onder het begrip ijsverkooppunt worden verstaan verkooppunt, eventueel met terras, waar de ter consumptie aangeboden producten uitsluitend bestaan uit handijs, ijscoupes of een flensje met ijs alsmede frisdrank, koffie met vlaai of wafels.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1.1, zijn gronden met de bestemming "Woondoeleinden" bestemd voor:
a. wonen;
n. de volgende activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "gemengd":
1. een groepsaccommodatie tot een maximum van 250 m² vloeroppervlak;
2. een ijsverkooppunt;
3. opslag.
3.2. Blijkens de plankaart behorende bij het voorheen geldende bestemmingsplan was aan het perceel [locatie] de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" toegekend.
Ingevolge artikel 13, onder I, van de planvoorschriften waren gronden met de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden" bestemd voor agrarische doeleinden ten behoeve van agrarische bedrijven.
Ingevolge artikel 13, onder V, werd onder verboden gebruik van opstallen ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor detailhandel en groothandel, behoudens de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig uit het eigen bedrijf en in eigen beheer.
3.3. Op 6 maart 2014 is door het college van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een groepsaccommodatie en tevens voor het oprichten van een ijsverkooppunt, de aanleg van een parkeervoorziening alsmede het brandveilig gebruik van het gebouw. Als voorwaarde bij deze omgevingsvergunning is onder meer opgenomen dat uitsluitend ter hoogte van de ruimte van het ijsverkooppunt en het bijbehorende terras producten ter consumptie mogen worden aangeboden die betreffen handijs, ijscoupes of een flensje met ijs alsmede frisdrank, wafels, koffie en vlaai. Soepen, uitsmijters, omeletten, belegde broodjes, alcoholhoudende dranken en dergelijke behoren derhalve niet tot het (verkoop)assortiment noch mogen deze producten ter plekke bereid worden, zodat geen petit-restaurant met kleine kaart (lichte en/of reguliere horeca) is toegestaan, aldus de omgevingsvergunning.
3.4. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat sprake is van bestaande rechten, overweegt de Afdeling dat vast staat dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel [locatie] enkele jaren geleden zijn beëindigd en dat ter plaatse ten tijde van de vaststelling van het plan eveneens geen detailhandel aanwezig was. Daar komt bij dat op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan op het perceel [locatie] evenmin detailhandelsactiviteiten waren toegestaan, behoudens agrarische bedrijfsactiviteiten en behoudens de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig uit het eigen bedrijf en in eigen beheer. Bovendien kunnen aan een geldend bestemmingsplan in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er in redelijkheid voor kunnen kiezen om op het perceel [locatie] geen detailhandel toe te staan en de begripsomschrijving van ijsverkooppunt niet te verruimen met de door [appellant] gewenste horecamogelijkheden. Daarbij heeft de raad kunnen betrekken dat detailhandel en de door [appellant] gewenste verruiming van de horecamogelijkheden niet wenselijk zijn in een woongebied, omdat deze activiteiten veel bezoekers aantrekken en omliggende woningen hiervan overlast kunnen ondervinden. Verder heeft de raad toegelicht dat de door [appellant] gewenste ruimere horecamogelijkheden niet worden toegestaan, omdat op het perceel Heerlerweg eveneens een groepsaccommodatie aanwezig is en uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een combinatie van een groepsaccommodatie met een volwaardige horeca-inrichting niet gewenst is. Voor zover [appellant] erop heeft gewezen dat op de Heerlerweg verschillende functies zoals detailhandel, horeca en bedrijvigheid aanwezig zijn, overweegt de Afdeling dat de raad te kennen heeft gegeven dat dit bestaande functies zijn die reeds waren toegestaan op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan. Volgens de raad liggen in het overgrote deel van het gebied echter woningen, zodat sprake is van een woongebied. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Voor zover [appellant] vreest dat de bestaande bedrijfsgebouwen op het perceel [locatie] niet meer kunnen worden gebruikt omdat hieraan de bestemming "Woondoeleinden" is toegekend terwijl het aantal wooneenheden niet mag toenemen, overweegt de Afdeling als volgt. Nu aan het gehele perceel [locatie] eveneens de aanduiding "gemengd" is toegekend, kunnen ingevolge artikel 19, lid 19.1.1, onder n, van de planregels al deze bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van opslag, het ijsverkooppunt en/of de groepsaccommodatie, mits het maximum van 250 m² vloeroppervlak niet wordt overschreden. Voorts is niet in geschil dat de hoofdfunctie van het perceel [locatie] wonen betreft, zodat de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid de bestemming "Woongebied" aan dit perceel heeft kunnen toekennen.
Het betoog van [appellant] faalt.
4. [appellant] betoogt verder dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu onlangs voor een perceel aan de Bergseweg medewerking is verleend aan het realiseren van een horecagelegenheid. Verder wijst hij erop dat in gemeente Gulpen-Wittem op een perceel aan de Klapstraat te Wijlre eveneens een horecagelegenheid is mogelijk gemaakt met een veel grotere omvang.
4.1. Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met het perceel aan de Bergseweg waar een horecagelegenheid is toegestaan, wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie, omdat dit perceel niet in een woongebied is gelegen maar in het buitengebied. Voorts is op het perceel aan de Bergseweg meer parkeergelegenheid aanwezig en zijn, anders dan op het perceel [locatie], geen andere functies toegestaan. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel in zoverre niet slaagt. Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met het perceel aan de Klapstraat in de gemeente Gulpen-Wittem, overweegt de Afdeling dat voor dit perceel door een andere gemeenteraad dan de raad van de gemeente Voerendaal een bestemmingsplan is vastgesteld, zodat deze genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie en derhalve evenmin strijd met het gelijkheidsbeginsel oplevert.
Het betoog van [appellant] faalt.
5. [appellant] betoogt ten slotte dat aan zijn perceel ten onrechte de aanduiding "gevellijn" is toegekend. Hij vreest dat hiermee een voorschot wordt genomen op de mogelijke ontsluiting van het achterliggende terrein, omdat de gevellijn deel uitmaakt van de openbare weg.
5.1. Ingevolge artikel 19, lid 19.2.2, onder a, van de planregels worden de voorgevels van hoofdgebouwen in of evenwijdig aan de ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" aangegeven gevellijn geplaatst, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens niet mag worden overschreden.
5.2. De raad heeft toegelicht dat in het onderhavige plan, anders dan in het voorheen geldende bestemmingsplan, voor onder meer het perceel [locatie] geen bouwvlak meer is opgenomen. Om te voorkomen dat als gevolg hiervan het gehele perceel kan worden bebouwd, is de aanduiding "gevellijn" opgenomen. De Afdeling stelt vast dat de aanduiding "gevellijn" op het perceel [locatie] overeenkomt met de begrenzing van het in het voorheen geldende bestemmingsplan opgenomen bouwvlak. Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid de aanduiding "gevellijn" aan het perceel [locatie] kunnen toekennen. De vrees van [appellant] dat de gevellijn deel zou uitmaken van de openbare weg is voorts ongegrond.
Het betoog van [appellant] faalt.
Conclusie en proceskosten
6. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016
634.