ECLI:NL:RVS:2016:1619
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- C.J. Borman
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 30 september 2015. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ten onrechte niet in behandeling had genomen. De vreemdeling had zijn aanvraag op 7 december 2011 ingediend, maar de staatssecretaris had deze aanvraag niet behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij het onjuiste toetsingskader had toegepast bij de beoordeling van de aanvraag. Hij stelde dat de rechtbank de brief van de minister van Justitie van 21 februari 2007 onjuist had geïnterpreteerd. Deze brief zou alleen van toepassing zijn op aanvragen die vóór 18 maart 2005 waren ingediend, en dat de vreemdeling in deze zaak zijn aanvraag na deze datum had ingediend. De staatssecretaris betoogde dat de rechtbank de brief van 21 februari 2007 ten onrechte een zelfstandige betekenis had gegeven in deze zaak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was. De staatssecretaris had de beslissing van de rechtbank niet bestreden, waardoor er geen aanleiding was om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 496,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.