201503159/1/V6.
Datum uitspraak: 27 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, wonend te [woonplaats], gemeente Weststellingswerf,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 maart 2015 in zaak nr. 14/4827 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2014 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om hem en zijn minderjarige kinderen het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek), afgewezen.
Bij besluit van 26 september 2014 heeft de staatssecretaris het daartegen door [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2015 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2015, waar [appellant], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I. Boon, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.
Ingevolge artikel 23 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn geslachtsnaam en voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit of nationaliteiten.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) moet de verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte, overleggen. Van het vereiste van het overleggen van gelegaliseerde uit het buitenland afkomstige documenten stelt de staatssecretaris vrij de verzoeker die in bewijsnood verkeert. Bewijsnood doet zich volgens de Handleiding voor indien de registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan of onvolledig zijn en wanneer in dat land geen stukken kunnen worden verkregen door de op dat moment bestaande politieke situatie. In bewijsnood is voorts de verzoeker die een schriftelijke verklaring overlegt van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin die autoriteiten gemotiveerd aangeven waarom zij de verzoeker niet in het bezit kunnen stellen van een geldig buitenlands reisdocument. Indien de verzoeker voormelde verklaring niet kan overleggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan ter verkrijging van een geldig buitenlands reisdocument.
2. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen omdat [appellant] geen geldig buitenlands reisdocument heeft overgelegd van hemzelf en zijn minderjarige kinderen en [appellant] niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert.
2.1. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich ten tijde van het besluit van 26 september 2014 terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet heeft voldaan aan de vereisten om voor naturalisatie in aanmerking te komen, faalt. Daartoe is redengevend dat [appellant] zijn beroep op bewijsnood in de bestuurlijke fase niet met objectieve, op hem betrekking hebbende stukken heeft gestaafd.
De rechtbank heeft in het betoog van [appellant] over bewijsnood derhalve terecht geen aanleiding gezien voor een andersluidend oordeel dan waartoe zij is gekomen.
2.2. De in hoger beroep door [appellant] overgelegde stukken strekken ertoe dat [appellant] en zijn zoon inmiddels in het bezit zijn van een geldig buitenlands reisdocument. Daarmee wordt bevestigd dat voor het betoog van [appellant], dat sprake is van bewijsnood omdat hij die documenten niet kan verkrijgen, geen grond bestaat.
3. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.1 en 2.2 is overwogen, behoeft hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, geen bespreking meer.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Woestenburg-Bertels, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Woestenburg-Bertels
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2016
501.