ECLI:NL:RVS:2016:1548
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 15 januari 2016. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 25 april 2016 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat ingevolge artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000, er geen hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het door de vreemdeling ingestelde beroep niet ontvankelijk is, omdat het niet mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank in deze specifieke situatie.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De beslissing is genomen door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2016.