201507785/1/A1.
Datum uitspraak: 1 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Diemen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 september 2015 in zaak nr. 15/793 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Diemen.
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2014 heeft het college krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer maatwerkvoorschriften gesteld over de door de inrichting "Het Wapen van Diemen" aan de Ouderkerkerlaan 8 te Diemen veroorzaakte geluidbelasting.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 september 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Walraven, mr. D.C. van der Vecht, en L.H.M. Friebel, zijn verschenen. Verder is ter zitting van de zijde van Het Wapen van Diemen [gemachtigde] gehoord.
Overwegingen
1. De gestelde maatwerkvoorschriften hebben, kort weergegeven, tot doel om te verzekeren dat de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting voldoet aan de op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geldende geluidnormen. Hiernaar is door Peutz geluidonderzoek uitgevoerd. In het daarvan gemaakte verslag van 29 juni 2012, kenmerk L 329-1-RA-001, is voor zover hier van belang geconcludeerd dat om aan de geluidnormen te voldoen, in de nachtperiode het binnengeluidniveau maximaal 80 dB(A) moet bedragen.
Op basis van dit onderzoek is bij het stellen van de maatwerkvoorschriften onder meer voorgeschreven dat versterkte muziek alleen over de begrensde geluidinstallatie ten gehore mag worden gebracht, dat muziek alleen binnen ten gehore mag worden gebracht en dat in dat geval ramen en deuren - behoudens voor het doorlaten van personen of goederen - gesloten moeten zijn. Verder zijn voorschriften gesteld
over de afstelling van de geluidbegrenzer; in de nachtperiode moet deze op 80 dB(A) zijn ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep van [appellante], die in de omgeving woont, ongegrond verklaard omdat - voor zover hier van belang en kort weergegeven - hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen grond geeft voor het oordeel dat het college de maatwerkvoorschriften niet in redelijkheid heeft kunnen stellen.
3. [appellante] beoogt in de kern aan te voeren, zo begrijpt de Afdeling hetgeen zij in de hogerberoepsprocedure naar voren brengt, dat uit het geluidonderzoek van Peutz blijkt dat de gestelde maatwerkvoorschriften niet afdoende zijn. Bovendien zou in het geluidonderzoek onvoldoende rekening zijn gehouden met de invloed van flatgebouwen.
4. [appellante] heeft haar stelling dat in het geluidonderzoek onvoldoende rekening is gehouden met flatgebouwen niet nader onderbouwd. In deze stelling ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat niet van de juistheid van dit rapport kan worden uitgegaan. Nu de gestelde maatwerkvoorschriften, in het bijzonder de voorgeschreven afstelling van de geluidbegrenzer, zijn gebaseerd op de uitkomsten van dit geluidonderzoek, is niet duidelijk op basis waarvan volgens [appellante] uit het onderzoek blijkt dat de gestelde maatwerkvoorschriften niet afdoende zijn. Ook hetgeen [appellante] voor het overige aanvoert geeft geen grond voor het oordeel dat de rechtbank het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016
262.