ECLI:NL:RVS:2016:145

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
201504526/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Nederlanderschap op basis van onvoldoende bewijs van identiteit

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar verzoek om het Nederlanderschap. Het verzoek was afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 28 mei 2014, omdat [appellante] niet in staat was haar identiteit aan te tonen met de overgelegde documenten. De staatssecretaris handhaafde deze afwijzing na een bezwaar van [appellante] op 12 augustus 2014. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van [appellante] op 14 april 2015 ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 22 december 2015 werd [appellante] bijgestaan door haar advocaat, mr. M.S. Yap. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door S.Q. Sandifort MSc. De rechtbank had geoordeeld dat de verklaringen van onderzoek van het Bureau Documenten (BD) zorgvuldig en inzichtelijk waren, en dat [appellante] met haar tegenbewijs, waaronder foto's en een e-mail, de uitkomst van deze verklaringen niet had kunnen weerleggen. De staatssecretaris had twijfels geuit over de authenticiteit van de door [appellante] overgelegde geboorteakten uit Togo, wat leidde tot het verzoek om verificatieonderzoek.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat [appellante] haar identiteit niet had aangetoond. De door [appellante] overgelegde documenten waren niet voldoende om de afwijzing van haar verzoek te weerleggen. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201504526/1/V6.
Datum uitspraak: 27 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2015 in zaak nr. 14/5906 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2014 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellante] om haar het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek) afgewezen.
Bij besluit van 12 augustus 2014 heeft de staatssecretaris het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2015 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2015, waar [appellante], bijgestaan door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door S.Q. Sandifort MSc, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.
Ingevolge artikel 23 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn geslachtsnaam en voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit.
Ingevolge het vijfde lid kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook de staatssecretaris, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN moet de verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte, overleggen.
2. Bij besluit van 12 augustus 2014 heeft de staatssecretaris de afwijzing van het verzoek gehandhaafd, omdat [appellante] met de door haar overgelegde documenten haar identiteit niet heeft aangetoond. De staatssecretaris heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het Bureau Documenten (hierna: BD) in een verklaring van onderzoek van 13 augustus 2012 heeft geconcludeerd dat ernstige twijfel bestaat over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder [appellante] het overgelegde afschrift en duplicaat van een geboorteakte met nummer 950, afgegeven in Sokodé (Togo), heeft verkregen. BD heeft voorts in een verklaring van onderzoek van 19 februari 2013 geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld of het tweede door [appellante] overgelegde afschrift van voormelde geboorteakte is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit en of het document inhoudelijk juist is. Naar aanleiding van deze verklaringen van onderzoek (hierna tezamen: de verklaringen van onderzoek) heeft de staatssecretaris de minister van Buitenlandse Zaken verzocht verificatieonderzoek te verrichten naar de door [appellante] overgelegde documenten. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een verificatierapport van 13 september 2013 (hierna: het verificatierapport), waarin staat dat de drie overgelegde documenten niet authentiek zijn, nu de registratie van de geboorte van [appellante] niet kon worden getraceerd in het Register van geboorten in Sokodé en de op de documenten vermelde aanduiding van de instelling waar [appellante] geboren zou zijn te summier is.
3. De rechtbank heeft in hetgeen [appellante] naar aanleiding van de verklaringen van onderzoek in beroep heeft aangevoerd, geen grond gevonden voor het oordeel dat deze - naar wijze van totstandkoming - niet zorgvuldig en - naar inhoud - niet inzichtelijk en concludent zijn. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat [appellante] met het door haar in beroep overgelegde tegenbewijs - een aantal foto's en een e-mail met een daarbij gevoegde, ongedateerde verklaring uit naam van [persoon] - de uitkomst van de verklaringen van onderzoek niet succesvol heeft bestreden. De rechtbank heeft derhalve geconcludeerd dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] met de door haar overgelegde documenten haar identiteit niet heeft aangetoond.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom zij met hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd en het door haar overgelegde tegenbewijs de uitkomst van het door BD verrichte onderzoek niet succesvol heeft bestreden. Zij wijst er daartoe op dat zij, onder verwijzing naar de werkwijze van de Togolese autoriteiten, heeft toegelicht waarom zij geen originele geboorteakte kan verkrijgen en derhalve slechts duplicaten heeft kunnen overleggen. Voorts volgt uit de overgelegde foto's en e-mail dat zij wel degelijk in het Register van geboorten in Sokodé staat ingeschreven. Gelet hierop is het verificatierapport niet inzichtelijk, aldus [appellante].
4.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 30 november 2007 in zaak nr. 200703764/1) is een advies van BD een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris moet zich, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2009, in zaak nr. 200901087/1/V1, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien het deskundigenadvies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is, kan de desbetreffende verzoeker de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
4.2. De rechtbank heeft onbestreden overwogen dat de verklaringen van onderzoek - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent zijn. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellante] met de door haar overgelegde e-mail en foto's de uitkomst van het onderzoek van BD niet succesvol heeft bestreden, nu dit tegenbewijs niet is aan te merken als een door een deskundige opgestelde, andersluidende contra-expertise. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat, zoals volgt uit het besluit van 28 mei 2014, de documentenonderzoeker, aan wie de staatssecretaris de e-mail heeft voorgelegd, heeft opgemerkt dat het opgegeven e-mailadres niet kan worden geverifieerd, omdat het van Gmail is. Voorts is het e-mailadres niet gekoppeld aan een instantie of autoriteit, is de naam van de afzender onbekend en kan eenieder een dergelijk account aanmaken. De door [appellante] overgelegde foto's, waarvan niet duidelijk is wie ze heeft genomen, zijn reeds bij gebrek aan nadere duiding van een gezaghebbende bron evenmin aan te merken als een contra-expertise. De door [appellante] gegeven toelichting over de werkwijze van de Togolese autoriteiten kan haar evenmin baten, reeds omdat zij geen deskundige is.
[appellante] betoogt voorts tevergeefs dat, gelet op de door haar overgelegde e-mail en foto's, het verificatierapport naar inhoud niet inzichtelijk is. Uit hetgeen hiervoor in aanmerking is genomen volgt immers dat de bedoelde e-mail en de daarbij gevoegde verklaring niet kunnen dienen ter staving van haar stelling dat zij, anders dan in het verificatierapport is vermeld, in het Register van geboorten in Sokodé staat ingeschreven. Dat geldt ook voor de door [appellante] overgelegde foto's. Op basis van deze foto's, waarop een opengeslagen boek is te zien met daarin een handgeschreven geboorteverklaring op naam van [appellante], is immers niet vast te stellen dat, zoals [appellante] heeft gesteld, de bevoegde autoriteiten haar in het gemeentehuis in Sokodé inzage hebben gegeven in het Register van geboorten. Voorts heeft [appellante] geen nader bewijs ter staving van deze stelling, zoals een gelegaliseerde verklaring van de Togolese autoriteiten, overgelegd.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] met de door haar overgelegde documenten haar identiteit niet heeft aangetoond, zodat hij het verzoek terecht heeft afgewezen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Oei
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2016
670.