201400711/3/R2 en 201401246/2/R2.
Datum uitspraak: 25 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Rucphen,
2. [appellant sub 2], wonend te Rucphen,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Rucphen,
4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Rucphen,
5. [appellant sub 5], wonend te Rucphen,
6. [appellant sub 6], wonend te Rucphen,
7. [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
8. [appellant sub 8], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder
respectievelijk
1. [appellant sub 1A-1] en [appellant sub 1B-1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1-1]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
2. [appellant sub 2A-2] en [appellant sub 2B-2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2-2]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
3. [appellant sub 3A-3] en [appellant sub 3B-3] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3-3]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
4. [appellant sub 4-4], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
5. [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 7]), wonend te Sint Willebrord, gemeente Rucphen,
6. [appellant sub 8], wonend te Sprundel, gemeente Rucphen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2013 heeft de raad de bestemmingsplannen "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" en "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1-1], [appellant sub 2-2], [appellant sub 3-3], [appellant sub 4-4], [partij], [appellant sub 7], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], en [appellant sub 6], beroep ingesteld.
De beroepen tegen het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" waren geregistreerd onder zaak nr. 201400711/1/R3.
De beroepen tegen het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" waren geregistreerd onder zaak nr. 201401246/1/R3.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 4-4], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant sub 3-3], [appellant sub 4-4], [appellant sub 8], [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 6] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd en ter zitting behandeld op 7 mei 2015, waar [appellant sub 4-4], bijgestaan door mr. R. Mulder, [appellant sub 1], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, advocaat te Zoetermeer, [appellant sub 4], bijgestaan door voornoemde mr. A.M.H. Dellaert, [appellant sub 5], bijgestaan door mr. F.H. Damen, advocaat te Tilburg, en ing. J.J.J. van Beek, [appellant sub 6], bijgestaan door voornoemde mr. D. van de Weerdt, en de raad, vertegenwoordigd door A.A.M. Dirks en A.J.J.P. Schrauwen, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door drs. J.M. van Riet en ing. W.K. Swolfs, beiden werkzaam bij het onderzoeksbureau Rho Adviseurs voor leefruimte, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 19 augustus 2015 in beide zaken heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 11 december 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft op 16 december 2015 besloten zijn besluit van 11 december 2013 niet te wijzigen. Bij brief van 21 december 2015 heeft de raad een toelichting gegeven op zijn besluit van 16 december 2015 en nadere stukken ingediend. De raad heeft in deze brief voorts verzocht om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ten aanzien van de bij deze brief gevoegde financiële stukken. Bij beslissing van 12 februari 2016 heeft een andere kamer van de Afdeling het verzoek om geheimhouding ingewilligd, voor zover het betreft de delen tussen vierkante haken, zoals aangegeven op de bij die beslissing ingesloten kopiëen. Partijen is gevraagd om toestemming om mede op grondslag van de geheim te houden stukken uitspraak te doen. Het merendeel van de partijen heeft geen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken in het besluit van 11 december 2013 zijn hersteld. Van deze gelegenheid hebben [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 4-4] gebruik gemaakt.
Bij brief van 10 februari 2016 heeft [partij] zijn beroep ingetrokken.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" voorziet in het tracédeel van een nieuwe weg tussen de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat en de Bernhardstraat, ten zuidwesten van de kern van Sint Willebrord. Het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" voorziet in het tracédeel van een nieuwe weg tussen de Vosdonkseweg en de Kozijnenhoek, tussen de kernen van Sint Willebrord en Sprundel. Met de bestemmingsplannen wordt beoogd te voorzien in de aanleg van de Verlengde Helakkerstraat onderscheidenlijk de Verlengde Vosdonkseweg. De Verlengde Helakkerstraat en de Verlengde Vosdonkseweg zullen deel uitmaken van een omleidingsweg om de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel. Ook een nieuwe weg tussen de Sprundelseweg en de Voreneindseweg zal deel gaan uitmaken van de omleidingsweg. Voor deze nieuwe weg zal in een later stadium een bestemmingsplan worden vastgesteld. De omleidingsweg bestaat verder uit bestaande wegen, waaronder de Bernhardstraat, die zullen worden opgewaardeerd. De omleidingsweg heeft ten doel de drie kernen te ontlasten van het doorgaande verkeer tussen de rijksweg A58 en Zundert, het doorgaande verkeer beter te faciliteren en de ontsluiting van het gebied "Binnentuin" te verbeteren. De huidige verkeersstructuur bestaat voor een belangrijk deel uit wegen die door de centrumzones van de drie kernen gaan.
2. In overweging 17.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling in het kader van het beroep van [appellant sub 5] tegen het plan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" overwogen dat het tracédeel voor de Verlengde Helakkerstraat ter hoogte van de kruising van de Kozijnenhoek met de Helakkerstraat in westelijke richting afbuigt naar de Bernhardstraat. Het tracédeel is hoofdzakelijk voorzien op de agrarische gronden achter het perceel [locatie 1] van [appellant sub 5]. Vast staat dat bij een tracédeel dat niet afbuigt, maar rechtdoor wordt getrokken naar de Bernhardstraat, een groot deel van de agrarische gronden van [appellant sub 5] zou worden ontzien. De raad stelde dat dit alternatief niet is onderzocht, omdat hij verwachtte dat dit alternatief niet haalbaar is. De raad wees er op dat ter plaatse van de aantakking van een tracédeel met een recht verloop op de Bernhardstraat woonbebouwing staat en dat de bewoners van deze woningen geluid- en trillinghinder vanwege het verkeer over de Verlengde Helakkerstraat zullen ondervinden. Ook zal de verkeersveiligheid in het geding komen. Daarnaast stelde de raad dat de Verlengde Helakkerstraat in dat geval op gronden komt te liggen waarop in het kader van de zogenoemde regeling Ruimte voor Ruimte bouwmogelijkheden zijn voorzien.
De Afdeling heeft naar aanleiding daarvan geoordeeld dat de raad onderzoek had moeten verrichten naar de mogelijke hinder en de verslechtering van de verkeersveiligheid voor de bewoners ter plaatse van de aantakking op de Bernhardstraat als gevolg van voormeld alternatief. Omdat de raad dit onderzoek had nagelaten, was niet inzichtelijk of voor deze bewoners onaanvaardbare hinder en een verkeersonveilige situatie zouden ontstaan. Ook had de raad niet inzichtelijk gemaakt waarom het behoud van de zojuist genoemde bouwmogelijkheden diende te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5]. Gelet hierop was het besluit in zoverre niet met de te betrachten zorgvuldigheid voorbereid.
3. In overweging 24.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling in het kader van het beroep van [appellant sub 4-4] tegen het plan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" overwogen dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat na het besluit van 11 december 2013 nader akoestisch onderzoek was gedaan naar de geluidbelasting van de gevel van de woning van [appellant sub 4-4] aan de Koekoekstraat 97. Uit dat nadere akoestische onderzoek volgde dat de geluidbelasting niet maximaal 48,42 dB bedraagt, zoals berekend in het akoestisch onderzoek, maar 49 dB. Uit het nadere akoestisch onderzoek volgde ook dat een geluidscherm met een hoogte van maximaal 3,5 m zal volstaan om de geluidbelasting terug te brengen tot maximaal 48 dB. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat de raad geen gegevens had overgelegd van het nadere akoestisch onderzoek, zodat de nieuwe onderzoeksresultaten niet waren te controleren. Nu de raad met deze toelichting twijfel had opgeroepen over de juistheid van de uitkomst van het akoestisch onderzoek ten aanzien van de woning van [appellant sub 4-4], heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de te betrachten zorgvuldigheid tot stand was gekomen.
4. In overweging 46 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat in hetgeen [appellant sub 1-1], [appellant sub 2-2], [appellant sub 4-4] en [appellant sub 7] hebben aangevoerd aanleiding wordt gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Voorts heeft de Afdeling geoordeeld dat in hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd aanleiding wordt gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van de bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
5. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending daarvan met inachtneming van hetgeen daarin in 17.2 en 24.4 is overwogen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen door:
a. een onderzoek te verrichten naar de mogelijke geluid- en trillinghinder en de verslechtering van de verkeersveiligheid voor de bewoners ter plaatse van de aantakking van het tracédeel voor de Verlengde Helakkerstraat op de Bernhardstraat als gevolg van een tracédeel met een recht verloop en te motiveren waarom het behoud van bouwmogelijkheden ter plaatse dient te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5];
b. de akoestische gevolgen van het bestemmingsplan voor de Verlengde Vosdonkseweg voor de woning van [appellant sub 4-4] aan de Koekoekstraat 97 inzichtelijk te maken.
Zo nodig dient de raad, indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven, het bestreden besluit te wijzigen.
Het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat"
6. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad aan het onderzoeksbureau Rho adviseurs voor leefruimte opdracht gegeven nader onderzoek te doen naar de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Buitengebied Rucphen 2012, Verlengde Helakkerstraat, Variant tracédeel bestemmingsplan versus variant tracédeel recht verloop" van 11 november 2015 (hierna: het Rho-rapport). Uit het Rho-rapport volgt dat een tracédeel met een recht verloop zal aantakken op de kruising van de Bernhardstraat met de Canadastraat, die op enkele honderden meters ten oosten van de in het plan voorziene aantakking ligt. In het onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen het tracédeel in het plan en een tracédeel met een recht verloop waarbij verschillende beoordelingscriteria in aanmerking zijn genomen. Per criterium is beoordeeld of de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop positief of negatief zijn ten opzichte van de gevolgen van het tracédeel in het plan. Uit het Rho-rapport volgt dat de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop voor verreweg de meeste criteria, waaronder de criteria geluid, trillinghinder en verkeersveiligheid, negatief worden beoordeeld. Gelet daarop heeft de raad besloten de bestemmingsplannen niet te wijzigen.
De beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4]
7. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren aan dat de Verlengde Helakkerstraat gelijktijdig met het nieuwe fietspad aan de Bernhardstraat moet worden gerealiseerd in verband met de verkeersveiligheid voor fietsers. De bestemmingsplannen voor de Verlengde Helakkerstraat en het fietspad hadden daarom gelijktijdig moeten worden vastgesteld. Voorts voeren zij aan dat de verkeersintensiteit op de Bernhardstraat tijdelijk 10.000 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen en dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met deze hoge verkeersintensiteit.
7.1. In het deskundigenbericht staat dat de raad op 14 februari 2014 het raadsvoorstel heeft aangenomen om het fietspad aan te leggen en dat naar verwachting het ontwerp van het bestemmingsplan voor het fietspad in het eerste kwartaal van 2015 bij de raad wordt ingebracht. De beroepsgrond dat de Verlengde Helakkerstraat gelijktijdig met het fietspad moet worden gerealiseerd is een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond die eerder tegen het bestreden besluit naar voren had kunnen worden gebracht. Dit geldt ook voor de beroepsgrond dat de verkeersintensiteit op de Bernhardstraat tijdelijk 10.000 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen, nu deze beroepsgrond is gericht tegen het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat als zodanig en niet zozeer tegen de nadere onderzoeken. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 3] en [appellant sub 4] in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
Het beroep van [appellant sub 5]
8. [appellant sub 5] betoogt dat de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop ten onrechte negatief zijn beoordeeld ten opzichte van de gevolgen van het tracédeel zoals vastgelegd in het plan. De raad houdt daarom ten onrechte vast aan zijn keuze voor het tracédeel in het plan.
[appellant sub 5] bestrijdt de conclusie in het Rho-rapport dat de geluidhinder bij een tracédeel met een recht verloop groter is dan bij het tracédeel in het plan. Hij stelt onder meer dat er geen geluidgevoelige bestemmingen binnen de 48 dB-contour van de Verlengde Helakkerstraat met een recht verloop staan en niet duidelijk is waarom sprake is van reconstructie.
8.1. In opdracht van de raad heeft Rho ook nader akoestisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Aanvullend akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" van 10 november 2015 (hierna: het akoestisch rapport) dat als bijlage 2 bij het Rho-rapport is opgenomen. In het akoestisch rapport staat ten aanzien van het tracédeel in het plan dat voor de woning aan de Bernhardstraat 35 een hogere geluidgrenswaarde van 52 dB nodig is. Ten aanzien van een tracédeel met een recht verloop staat in het akoestisch rapport dat de woningen aan de Bernhardstraat 42 en 47 binnen de geluidzone liggen van het deel van de Bernhardstraat dat fysiek gewijzigd zal worden. De geluidbelasting voor deze woningen zal toenemen met 5,38 dB en 3,33 dB ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zodat sprake is van reconstructie van een weg als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Voor de woningen aan de Bernhardstraat 42 en 47 moet een hogere geluidgrenswaarde worden vastgesteld van 53 dB onderscheidenlijk 51 dB, nu aan maatregelen aan de bron, het overdrachtsgebied en bij de ontvanger overwegende bezwaren kleven. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat het akoestisch rapport op dit punt zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de conclusies daarvan niet kunnen worden gevolgd. De Afdeling ziet derhalve geen grond voor het oordeel dat de akoestische gevolgen van een tracédeel met een recht verloop in het Rho-rapport ten onrechte negatief zijn beoordeeld. Het betoog faalt.
9. Voorts bestrijdt [appellant sub 5] de conclusie van het Rho-rapport dat bij een tracédeel met een recht verloop meer verkeer door de kern van Rucphen zal rijden en minder over de Bernhardstraat. Hij stelt dat de nieuwe input in het verkeersmodel niet bekend en derhalve niet te controleren is. Daarnaast stelt [appellant sub 5] dat in het Rho-rapport ten onrechte wordt uitgegaan van een extra rijafstand over de Bernhardstraat van 410 m, nu hij blijkens een door hem ingediende fotobijlage een extra rijafstand heeft gemeten van 250 m. Voor zover van een afstand van 410 m moet worden uitgegaan is een daarmee gepaard gaande extra reistijd van vijftien seconden verwaarloosbaar. Voorts bestrijdt [appellant sub 5] de conclusie in het Rho-rapport dat de verkeersveiligheid ter plaatse van de aantakking van het tracédeel met een recht verloop op de Bernhardstraat zal verslechteren.
9.1. Wat betreft de verkeersveiligheid worden in het Rho-rapport de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop als negatief beoordeeld. In het Rho-rapport staat dat bij een tracédeel met een recht verloop het deel van de Bernhardstraat dat nodig is voor de omleidingsweg 410 m langer wordt en dat deze grotere afstand een extra reistijd met zich brengt van vijftien seconden.
In het kader van het onderzoek naar de gevolgen van een wijziging van het tracédeel in het plan voor de verkeersveiligheid zijn de verkeersintensiteiten op diverse wegvakken in de kernen van Rucphen, Sint Willebrord en Sprundel berekend. De uitkomsten van deze berekeningen zijn als bijlage 4 bij het Rho-rapport opgenomen. Ter toelichting op de berekeningen staat in bijlage 4 dat bij een tracédeel met een recht verloop de verkeersintensiteiten van het auto- en vrachtverkeer op de Gebrande Hoefstraat, de Rucphense Vaarkant, de Raadhuisstraat en de Sprundelseweg aanzienlijk zullen toenemen. Deze wegen vormen tezamen een doorgaande weg door de kern van Rucphen. De verkeersintensiteiten op het deel van de omleidingsweg, bestaande uit de Rucphenseweg, de Bernhardstraat en de Verlengde Helakkerstraat, zullen daarentegen aanzienlijk afnemen. In het Rho-rapport staat voorts dat het risico op verkeersincidenten hoger is bij een hogere verkeersintensiteit.
De stelling van [appellant sub 5] dat het deel van de Bernhardstraat dat nodig is voor de omleidingsweg niet 410 m, maar 250 m langer wordt als gevolg van een tracédeel met een recht verloop, volgt de Afdeling niet. Daarbij is van belang dat [appellant sub 5] de afstand heeft gemeten vanaf het rechter uiteinde van de in het plan voorziene aantakking tot aan de nieuwe aantakking en voorbij gaat aan de afstand die het verkeer ook nog moet rijden tussen het linker en het rechter uiteinde van de in het plan voorziene aantakking.
Verder staat in het Rho-rapport dat bij een tracédeel met een recht verloop meer woonpercelen op de omleidingsweg zullen worden aangesloten dan bij het tracédeel in het plan. Daardoor is er een verhoogd risico op verkeersincidenten tussen het verkeer van en naar deze woonpercelen en het verkeer op de Bernhardstraat. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 5] het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Dat volgens [appellant sub 5] de woonpercelen ter plaatse van de aantakking uitwegen op de Bernhardstraat neemt niet weg dat langs deze percelen meer verkeer zal rijden dan bij het tracédeel in het plan. De enkele stelling dat de verkeersintensiteit op de Bernhardstraat niet zodanig zal toenemen dat de verkeersveiligheid ter plaatse in gevaar komt, is verder onvoldoende.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van een tracédeel met een recht verloop wat betreft de verkeersveiligheid in het Rho-rapport ten onrechte als negatief zijn beoordeeld. Het betoog faalt.
10. Voorts betoogt [appellant sub 5] dat het behoud van bouwmogelijkheden in het gebied ter plaatse van de aantakking van het tracédeel met een recht verloop op de Bernhardstraat niet prevaleert boven zijn belangen. Daartoe voert hij aan dat de raad niet hoeft vast te houden aan zijn keuze voor nieuwe woonkavels in het gebied. Tevens voert hij aan dat de investeringskosten voor een tracédeel met een recht verloop worden overschat, nu het benodigde deel van de Bernhardstraat slechts 250 m langer wordt. De vergoeding van zijn bedrijfsschade worden daarentegen zwaar onderschat. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [appellant sub 5] een taxatierapport ingediend.
10.1. De raad stelt dat het oorspronkelijke gebied ter plaatse van de aantakking van een tracédeel met een recht verloop, ter hoogte van de kruising van de Bernhardstraat met de Canadastraat, in de loop der jaren geleidelijk is ontwikkeld van een agrarisch gebied naar een gemengd woongebied. In het gebied is een bebouwingsconcentratie aanwezig. Aan de westzijde van de bebouwingsconcentratie ligt het open agrarisch gebied en aan de oostzijde de kern van Sint Willebrord. De bebouwingsconcentratie en de kern van Sint Willebrord zijn in de loop van de jaren naar elkaar toegegroeid waardoor de bebouwingsconcentratie een uitloper is geworden van de kern. Vanwege de ruimtelijke kenmerken van het gebied maakt het ter plaatse geldende bestemmingsplan, in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte, drie woningen mogelijk. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor de Verlengde Helakkerstraat is uitgegaan van de bouw van deze woningen. Volgens de raad is de ruimtelijke kwaliteit van het gebied sterk afhankelijk van de onderlinge samenhang van de bebouwingsconcentratie en het doorsnijden van het gebied door de aantakking doet daaraan structureel afbreuk.
Voorts stelt de raad, onder verwijzing naar het Rho-rapport, dat de realisering van een tracédeel met een recht verloop aanzienlijk duurder is dan het tracédeel in het plan. Bij een tracédeel met een recht verloop zal de doorsnijding van het gebied waar ontwikkelingen zijn voorzien 20% groter zijn dan bij het tracédeel in het plan. De kosten voor het tracédeel in het plan bedragen € 4.430.072,-- en voor een tracédeel met een recht verloop € 5.752.512,--. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat de berekende kosten voor een tracédeel met een recht verloop onjuist zijn. De stelling dat het benodigde deel van de Bernhardstraat slechts 250 m langer wordt, kan zoals overwogen onder 9.1 niet worden gevolgd. Ook heeft [appellant sub 5], wat er ook zij van het met een taxatierapport onderbouwd betoog dat de kosten voor het tracédeel in het plan zijn onderschat, niet aannemelijk gemaakt dat de kosten daarvan hoger zijn dan die voor het tracédeel met een recht verloop.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad inzichtelijk gemaakt waarom het behoud van bouwmogelijkheden in het gebied ter plaatse van de aantakking van een tracédeel met een recht verloop op de Bernhardstraat, dient te prevaleren boven de belangen van [appellant sub 5]. Het betoog faalt.
11. Verder voert [appellant sub 5] aan dat het aspect trillinghinder van een tracédeel met een recht verloop ten onrechte als negatief is beoordeeld. Ook andere aspecten zoals onder meer externe veiligheid, cultuurhistorie en archeologie zijn ten onrechte negatief beoordeeld.
11.1. In het rapport "Hinderbeschouwing trillingen 1e tracé Verlengde Helakkerstraat" van AV Consulting B.V. van 16 oktober 2015 (hierna: het trillingrapport) zijn de resultaten neergelegd van het nadere onderzoek naar trillinghinder. Uit het trillingrapport volgt dat een onderzoek naar trillinghinder bij de woningen aan de Bernhardstraat 42, 46, 47 en 48 en de woningen aan de Canadastraat 2, 2a en 11 is verricht. Deze woningen zijn als kritisch aangemerkt, omdat deze woningen dicht bij de Verlengde Helakkerstraat komen te staan. In het onderzoek is de mogelijke trillinghinder beoordeeld aan de hand van de streefwaarden van het SBR-richtlijn deel B. In het trillingrapport wordt geconcludeerd dat voor voormelde woningen geen overschrijding van de desbetreffende streefwaarden wordt verwacht.
Op basis van de bevindingen van het trillingrapport wordt in het Rho-rapport het aspect trillinghinder voor het tracédeel met een recht verloop als negatief beoordeeld. Naar het oordeel van de Afdeling kan deze conclusie op basis van het trillingrapport niet zonder meer worden gevolgd, omdat voor de betreffende woningen geen overschrijding van de streefwaarden wordt verwacht. Niettemin kan het betoog van [appellant sub 5] niet leiden tot het oordeel dat de raad niet voor het tracédeel in het plan had mogen kiezen, maar had moeten kiezen voor het tracédeel met een recht verloop. Daarbij is van belang dat de bezwaren omtrent geluidhinder, verkeersveiligheid en het verlies van bouwmogelijkheden in de weg staan aan een tracédeel met een recht verloop. Nu het betoog ten aanzien van de overige aspecten evenmin tot dat oordeel kan leiden, kan dit betoog buiten bespreking blijven. Het betoog faalt.
Het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg"
Het beroep van [appellant sub 4-4]
12. [appellant sub 4-4] voert aan dat het akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op zijn woning ondeugdelijk is. Daartoe stelt hij dat de verantwoordelijke wethouder te kennen heeft gegeven dat het geluidscherm ter hoogte van zijn woning tegen de erfgrens komt te staan, terwijl in het onderzoek is uitgegaan van een scherm dat verder van de erfgrens, langs de Verlengde Vosdonkseweg, komt te staan. Ook stelt [appellant sub 4-4] dat de vorm, afmetingen en ligging van zijn woning blijkens de door hem getoonde weergave van de kadastrale kaart anders zijn dan die waarvan in het onderzoek is uitgegaan. Daarnaast is de conclusie van het akoestisch onderzoek niet te controleren, omdat gegevens over de meetpunten voor de gevels van zijn woning ontbreken. Verder hadden volgens [appellant sub 4-4] de kenmerken van het geluidscherm in het plan moeten worden vastgelegd.
12.1. In het akoestisch rapport wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting op de woning maximaal 49 dB bedraagt bij een geluidscherm aan de Verlengde Vosdonkseweg met een hoogte van 3 m. Bij een geluidscherm met een hoogte van 3,50 m bedraagt de geluidbelasting maximaal 48 dB en wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Op figuur 3.1 van het akoestisch rapport is de ligging van de woning ten opzichte van het geluidscherm weergegeven. Uit deze figuur blijkt naar het oordeel van de Afdeling niet dat, anders dan de betreffende wethouder zou hebben gesteld, het geluidscherm tegen de erfgrens van zijn perceel komt te staan. [appellant sub 4-4] heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat in het akoestisch onderzoek van een onjuiste locatie voor het geluidscherm is uitgegaan. Daarnaast komt de woning in figuur 3.1 wat betreft de vorm, afmetingen en ligging nagenoeg overeen met de woning op de door [appellant sub 4-4] getoonde weergave van de kadastrale kaart, zodat niet aannemelijk is gemaakt het akoestisch onderzoek op dit punt onjuistheden bevat. Voorts volgt uit het akoestisch rapport dat van drie gevels van de woning een meetpunt voor de geluidbelasting is genomen. De berekening van de geluidbelasting heeft plaatsgevonden op basis van de Standaard Rekenmethode 2 uit het Reken- en meetvoorschrift 2012. In de enkele stelling van [appellant sub 4-4] dat gegevens over de meetpunten ontbreken, ziet de Afdeling geen aanleiding om aan de juistheid van deze meetpunten te twijfelen. Gelet op het voorgaande heeft [appellant sub 4-4] niet aannemelijk gemaakt dat het akoestisch onderzoek naar zijn woning zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de conclusies daarvan niet kunnen worden gevolgd. Verder heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de fysieke kenmerken van het voorziene geluidscherm ter hoogte van zijn woning in het plan vast te leggen, reeds omdat in artikel 4, lid 4.3, van de planregels een gebruiksbepaling is opgenomen die waarborgt dat de geluidbelasting voor de woning niet hoger wordt dan 48 dB. Het betoog faalt.
13. Verder voert [appellant sub 4-4] aan dat op de gronden ter plaatse van zijn woning waarop een geluidscherm is voorzien niet mag worden gebouwd vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast voert hij aan dat het geluidscherm zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar zal aantasten en dat de alternatieven voor het geluidscherm niet voldoende zijn afgewogen. Tot slot stelt [appellant sub 4-4] dat is nagelaten de cumulatie van geluid te onderzoeken.
13.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 4-4] zijn beroepsgronden in zoverre heeft uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 4-4] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
Conclusie
14. Gelet op overweging 46 van de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1-1], [appellant sub 2-2], [appellant sub 4-4] en [appellant sub 7] tegen het bestreden besluit gegrond, zodat dat besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg" dient te worden vernietigd. Ook het beroep van [appellant sub 5] tegen het bestreden besluit is gegrond, zodat dat besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" dient te worden vernietigd.
Gelet op de overwegingen van de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 6], [appellant sub 8] en [appellant sub 3-3] ongegrond.
15. Gezien het vorenstaande zijn de in de tussenuitspraak vastgestelde gebreken aan het bestreden besluit hersteld en ziet de Afdeling aanleiding om de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, geheel in stand te laten.
Proceskosten
16. De raad dient ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1-1], [appellant sub 4-4], en [appellant sub 5] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 2-2] en [appellant sub 7] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
Ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 6], [appellant sub 8], en [appellant sub 3-3], bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 5] tegen het besluit van de raad van de gemeente Rucphen van 11 december 2013, voor zover het betreft de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" en de beroepen van [appellant sub 1A-1] en [appellant sub 1B-1], [appellant sub 2A-2] en [appellant sub 2B-2], [appellant sub 4-4] en [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B], voor zover het betreft de vaststelling van het bestemmingsplan "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg", gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rucphen van 11 december 2013 tot vaststelling van de bestemmingsplannen "Buitengebied 2012, Verlengde Helakkerstraat" en "Kom St. Willebrord, Verlengde Vosdonkseweg";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellant sub 3A-3] en [appellant sub 3B-3] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Rucphen tot vergoeding van: a. bij [appellant sub 1A-1] en [appellant sub 1B-1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. bij [appellant sub 4-4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.240,00 (zegge: twaalfhonderdveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
c. bij [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.240,00 (zegge: twaalfhonderdveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Rucphen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:
a. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1A-1] en [appellant sub 1B-1], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2A-2] en [appellant sub 2B-2], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
c. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 4-4];
d. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
e. € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 5].
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Man
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016
629.