ECLI:NL:RVS:2016:1335

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
201405775/3/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bestemmingsplan 'Het Runneke' door de Raad van State wegens gebrek aan actuele regionale behoefte

Op 18 mei 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen appellanten, wonend te Nistelrode, en de raad van de gemeente Bernheze. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Het Runneke', dat op 13 maart 2014 door de raad is vastgesteld. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan niet voorziet in een actuele regionale behoefte aan bedrijventerreinen. De Afdeling heeft eerder, op 15 juli 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin de raad werd opgedragen om het gebrek in de motivering van het besluit te herstellen. De raad heeft op 17 december 2015 een nadere motivering gepresenteerd, maar appellanten hebben betoogd dat deze nog steeds niet voldoet aan de eisen van de wet.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 18 mei 2016 geoordeeld dat de raad niet voldoende heeft aangetoond dat het bestemmingsplan 'Het Runneke' voorziet in een actuele regionale behoefte aan bedrijventerreinen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat er ten tijde van de vaststelling van het plan een actuele behoefte bestond. De Afdeling heeft het beroep van appellanten gegrond verklaard en het besluit van de gemeente Bernheze van 13 maart 2014 vernietigd. Tevens heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak zorg te dragen voor de verwerking van de uitspraak op de landelijke voorziening. De raad is ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellanten en het griffierecht.

Uitspraak

201405775/3/R2.
Datum uitspraak: 18 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Het Runneke" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2015, waar onder meer [appellant] en anderen, bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T. Langendijk en E. Ploegmakers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak, van 15 juli 2015 in zaak nr. 201405775/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 24 weken na verzending van die uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 13 maart 2014 te herstellen. De uitspraak is aangehecht.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad het besluit van 13 maart 2014 voorzien van een nadere motivering, zoals neergelegd in de notitie "Motivatie bestemmingsplan Het Runneke".
[appellant] en anderen hebben een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Procedureel
1. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad op 17 december 2015 een nadere motivering van het besluit van 13 maart 2014 vastgesteld. De Afdeling heeft in eerste instantie aanleiding gezien de zaak opnieuw ter zitting te behandelen. Ter voorbereiding op die zitting heeft de Afdeling aan de raad vragen gesteld over de nadere motivering en daarbij verzocht uiterlijk 10 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren. De raad heeft een verzoek gedaan de zitting uit te stellen en heeft daarbij aangegeven niet tijdig een antwoord te kunnen geven op de door de Afdeling gestelde vragen, omdat hij nog bezig is met een nader onderzoek naar de actuele regionale behoefte aan bedrijventerreinen. De Afdeling heeft dit verzoek om uitstel afgewezen. Hierbij heeft de Afdeling van belang geacht dat de termijn waarbinnen de raad het gebrek in het besluit van 13 maart 2014 diende te herstellen, reeds is verstreken en de raad met die termijn al voldoende in de gelegenheid is gesteld onderzoek te doen naar de vraag of het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6., tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Nu de raad heeft aangegeven niet in staat te zijn de vragen van de Afdeling voor de zitting te beantwoorden heeft de Afdeling aanleiding gezien de zaak met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb zonder hernieuwd onderzoek ter zitting af te doen.
Het besluit van 13 maart 2014
2. De Afdeling heeft onder 10.3 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Daarbij heeft de Afdeling van belang geacht dat de bedrijventerreinenvisie waarnaar de raad in dit verband verwijst, zich beperkt tot de ontwikkelingen binnen de gemeente Bernheze. Ook het verslag van het Regionaal Ruimtelijk Overleg Noordoost-Brabant van 26 juni 2013 maakt de regionale behoefte niet inzichtelijk, nu hierin slechts staat dat het overleg instemt met de voorziene ontwikkeling in het plan, maar daarbij niet ingegaan wordt op de vraag in hoeverre het plan voorziet in een actuele regionale behoefte.
2.1. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 13 maart 2014 is genomen in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het beroep van [appellant] en anderen is gegrond en het besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de nadere motivering die de raad aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, aanleiding geeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
Aanvullende motivering
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om alsnog inzichtelijk te maken dat met het plan wordt voorzien in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Daarbij dient de situatie te worden betrokken zoals deze gold ten tijde van de vaststelling van het plan en, ingeval sprake is van gewijzigde omstandigheden, de situatie zoals deze momenteel geldt.
3.1. De raad heeft bij besluit van 17 december 2015 het besluit van 13 maart 2014 voorzien van een nadere motivering, zoals neergelegd in de notitie "Motivatie bestemmingsplan Het Runneke".
In de nadere motivering staat dat op 4 april 2012 de Agenda Bedrijventerreinen Noordoost-Brabant 2012 is vastgesteld. De provinciale Prognose Werklocaties, najaar 2010, is de basis voor het bepalen van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen in Noordoost-Brabant. Buck Consultants International heeft daarnaast een aanvullend kwalitatief onderzoek uitgevoerd. In Noordoost-Brabant bestaat een ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen van minimaal 341 en maximaal 368 hectare tot 2022. De behoefte in landelijke kernen, waar de gemeente Bernheze deel van uitmaakt, is ongeveer 10 procent van die totale behoefte. In de Agenda Bedrijventerreinen Noordoost-Brabant 2012 is een overzicht opgenomen van het aanbod aan bedrijventerreinen in de landelijke kernen. Deze is volgens de aanvullende motivering nagenoeg gelijk aan de vraag. De in het plan voorziene ontwikkeling voor het bedrijventerrein Het Runneke is nog niet opgenomen in dat aanbod. Volgens de aanvullende motivering toont het kwalitatieve onderzoek van Buck Consultants International een regionale behoefte voor de uitbreiding van Het Runneke aan. De uitbreiding wordt door het Regionaal Ruimtelijke Overleg aangemerkt als een ontwikkeling ten behoeve van de lokale behoefte, die passend is in de regionale behoefteramingen en afsprakenkaders voor de ontwikkeling van lokale bedrijventerreinen.
Voorts staat in de aanvullende motivering dat de provincie Noord-Brabant in 2014 is gestart met het opstellen van nieuwe prognoses om te komen tot een herijking van de Agenda Bedrijventerreinen. Ter voorbereiding hebben Bureau BUITEN en de Stec Groep nieuwe onderzoeken gedaan. Hieruit blijkt dat er in Noordoost-Brabant tot 2020 een behoefte bestaat aan bedrijventerreinen van 178 hectare. Deze behoefte moet nog worden vertaald naar een verdeling aan de gemeenten.
3.2. [appellant] en anderen voeren aan dat de raad met de aanvullende motivering nog steeds niet inzichtelijk heeft gemaakt dat met het plan wordt voorzien in een actuele regionale behoefte. De raad heeft niet opnieuw in regionaal verband afgestemd hoe op basis van de nieuwe prognoses de beschikbare ruimte moet worden verdeeld. Uit het rapport van Bureau BUITEN van 2014, waarnaar de raad in de aanvullende motivering verwijst, blijkt dat de behoefte aan bedrijventerreinen ten opzicht van 2012 naar beneden is bijgesteld tot 178 hectare. Verder verwijzen [appellant] en anderen naar een rapport van de Stec Groep uit april 2015. In dit rapport is volgens hen geconcludeerd dat de ruimtebehoefte vanuit het midden- en kleinbedrijf beperkt is. In Noordoost-Brabant is nog 95 hectare voor uitgifte beschikbaar. Het aanbod is volgens dit rapport te fors. Verder wordt volgens hen in het rapport de vestiging van kantoren op bedrijventerreinen afgeraden gezien het overaanbod in de regio. Het leegstandrisico op een bedrijventerrein is te groot en de toekomstwaarde laag. [appellant] en anderen wijzen er voorts op dat tijdens de raadsvergadering waarin de aanvullende motivering is besproken, ook is opgemerkt dat deze onvoldoende is om aan de opdracht in de tussenuitspraak te voldoen.
3.3. [appellant] en anderen hebben terecht aangevoerd dat de raad ook met de aanvullende motivering niet inzichtelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de vaststelling van het plan een actuele regionale behoefte bestond aan uitbreiding van bedrijventerrein Het Runneke. Uit de Agenda Bedrijventerreinen volgt immers dat de ruimte die er is voor nieuwe bedrijventerreinen in de kleine kernen tot 2020, reeds volledig is ingevuld met vastgestelde plannen en plannen in voorbereiding. De uitbreiding van Het Runneke is hierin niet meegenomen. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat er desondanks een regionale behoefte aanwezig is. Zoals de Afdeling eerder in de tussenuitspraak heeft overwogen, blijkt uit het verslag van het Regionaal Ruimtelijk Overleg Noordoost-Brabant van 26 juni 2013 niet dat het overleg de vraag of het plan voorziet in een actuele behoefte, heeft betrokken bij zijn besluit om in te stemmen met het plan. Dat de voorziene ontwikkeling door het overleg zou worden aangemerkt als een ontwikkeling ten behoeve van de lokale behoefte, die passend is in de regionale behoefteramingen en afsprakenkaders voor de ontwikkeling van lokale bedrijventerreinen, volgt niet uit de door de raad overgelegde stukken van het overleg. De enkele omstandigheid dat het overleg heeft ingestemd met de uitbreiding van Het Runneke, geeft onvoldoende grond voor het oordeel dat daarmee ook de actuele regionale behoefte gegeven is.
Evenmin heeft de raad inzichtelijk gemaakt dat het plan in de huidige situatie voorziet in een actuele regionale behoefte. Uit de nieuwe prognoses blijkt dat de behoefte aan bedrijventerreinen is gedaald ten opzichte van de prognoses die aan het plan ten grondslag zijn gelegd. Bovendien is deze prognose nog niet vertaald naar een verdeling, zodat op basis hiervan niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een actuele regionale behoefte.
3.4. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet is hersteld. De Afdeling ziet daarom in de aanvullende motivering van de raad geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
4. Gelet op de omstandigheid dat op zijn minst twijfelachtig is of het gebrek kan worden hersteld binnen afzienbare termijn, sinds het nemen van het besluit reeds meer dan twee jaar is verstreken en gelet op de belangen van de betrokken partijen bij het verkrijgen van zekerheid over de ontwikkelingen in het plangebied, is er geen aanleiding voor de tweede maal een tussenuitspraak te doen.
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
6. De raad dient op de na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de gemeente Bernheze van 13 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Het Runneke", kenmerk 2014/2697;
III. draagt de raad van de gemeente Bernheze op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Bernheze tot vergoeding van bij [appellant] en anderen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 526,44 (zegge: vijfhonderdzesentwintig euro en vierenveertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Bernheze aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Brock
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016
603.