ECLI:NL:RVS:2016:1322

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
201509438/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake registratie ontbinding huwelijk in basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had op 31 december 2014 een verzoek van [appellant] om registratie van de ontbinding van zijn huwelijk met [persoon] in de basisregistratie personen (BRP) afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in bezwaar, omdat niet vaststaat dat het huwelijk op 8 augustus 2001 is ontbonden. Eerder ingeleverde documenten en verklaringen waren in tegenspraak met de overgelegde scheidingsakte, en bovendien kon de scheidingsakte niet worden geregistreerd omdat [persoon] hiermee niet instemde.

In beroep betoogde [appellant] dat het huwelijk naar Nederlands recht nietig is vanwege strijd met de openbare orde. De rechtbank oordeelde echter dat dit een ander verzoek betreft dan het oorspronkelijke verzoek en kon hier niet over oordelen. In hoger beroep voerde [appellant] aan dat het college ten onrechte de echtscheiding niet heeft geregistreerd en overhandigde een ‘acte notoriete de divorce’ waaruit blijkt dat [persoon] bekend is met de echtscheiding en ermee heeft ingestemd.

De Raad van State oordeelde dat dit nieuwe betoog niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank en voor het eerst in hoger beroep werd aangevoerd. Aangezien het hoger beroep gericht moet zijn tegen de uitspraak van de rechtbank, werd dit betoog buiten beschouwing gelaten. De Raad van State bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201509438/1/A3.
Datum uitspraak: 18 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 december 2015 in zaak nr. 15/4826 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2014 heeft het college een verzoek van [appellant] om registratie van de ontbinding van zijn huwelijk met [persoon] in de basisregistratie personen (hierna: BRP) afgewezen.
Bij besluit van 3 juli 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 december 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 3 mei 2016 ter zitting aan de orde gesteld, waar geen van de partijen is verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft de afwijzing van het verzoek van [appellant] in bezwaar gehandhaafd omdat niet vaststaat dat het huwelijk met [persoon] op 8 augustus 2001 is ontbonden. Eerder ingeleverde documenten en afgelegde verklaringen zijn in tegenspraak met de overgelegde scheidingsakte. Ook kan de scheidingsakte niet worden geregistreerd in de BRP omdat [persoon] hiermee niet instemt, aldus het college.
2. In beroep heeft [appellant] betoogd dat het huwelijk met [persoon] naar Nederlands recht nietig is omdat het in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] zich met een dergelijk verzoek tot het college moet richten. Dit is namelijk een ander verzoek dan het oorspronkelijke verzoek dat het college bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 31 december 2014 heeft afgewezen en in beroep ter beoordeling voorligt. Om die reden heeft de rechtbank overwogen niet over dit betoog te kunnen oordelen.
3. In hoger beroep betoogt [appellant] daarentegen dat het college ten onrechte heeft geweigerd de echtscheiding te registreren. Hiertoe heeft hij een ‘acte notoriete de divorce’ overgelegd. Hieruit blijkt dat [persoon] bekend is met de echtscheiding. Bovendien heeft zij ingestemd met de echtscheiding, aldus [appellant].
4. Deze grond, die afwijkt van het in beroep aangevoerde betoog, is niet gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en bovendien voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. Het ter onderbouwing van deze grond overgelegde document is ook niet eerder ingebracht. Aangezien het hoger beroep moet zijn gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en er geen reden is waarom het betoog dat het college ten onrechte geweigerd heeft de echtscheiding te registreren niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd, en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, moet dit betoog buiten beschouwing blijven.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016
382-805.