ECLI:NL:RVS:2016:1301

Raad van State

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
201506767/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herziening kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 14 juli 2015 haar beroep ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had op 16 mei 2013 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 herzien en vastgesteld op nihil. Dit besluit volgde op de constatering dat bij de eerdere berekening onjuiste gegevens waren gebruikt. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet voldoende bewijs had geleverd van de kosten van de kinderopvang in 2011, en dat het haar eigen verantwoordelijkheid was om een deugdelijke administratie bij te houden.

Tijdens de zitting op 30 maart 2016 heeft [appellante] betoogd dat zij wel degelijk kosten heeft gemaakt voor de kinderopvang, maar dat zij door een verhuizing niet in staat was om alle benodigde gegevens te overleggen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door [appellante] overgelegde stukken niet voldoende waren om aan te tonen wat de omvang en de kosten van de kinderopvang waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat [appellante] niet met betaalbewijzen heeft aangetoond dat zij de resterende kosten van de kinderopvang heeft voldaan. De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot terecht op nihil heeft gesteld, omdat [appellante] niet de volledige kosten heeft betaald. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

201506767/1/A2.
Datum uitspraak: 18 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2015 in zaak nr. 14/6137 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2011 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 11 augustus 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2016, waar [appellante], bijgestaan door mr. C.J. Berendse, werkzaam bij Mr. C.J. Berendse fiscaal en juridisch advies, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft een aanvraag kinderopvangtoeslag ingediend, die op 1 juni 2010 door de Belastingdienst/Toeslagen is ontvangen.
Bij besluit van 16 mei 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het over de periode 2011 toegekende voorschot herzien en vastgesteld op nihil, omdat bij controle is gebleken dat bij de berekening van het eerder verleende voorschot rekening is gehouden met onjuiste gegevens.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [appellante] overgelegde stukken niet aantonen wat de omvang en de kosten van de kinderopvang in 2011 zijn geweest en dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag 2011 aldus terecht op nihil heeft gesteld. Dat de kinderopvanginstelling failliet is gegaan, waardoor het voor [appellante] moeilijker is om aan de benodigde gegevens te komen, komt voor haar risico. Het is haar eigen verantwoordelijkheid om ook zelf een deugdelijke administratie bij te houden om haar recht op kinderopvangtoeslag te kunnen onderbouwen. Niet is gebleken dat de gezondheidstoestand van [appellante] dusdanig ernstig is dat tot een ander oordeel moet worden gekomen, aldus de rechtbank.
3. [appellante] betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag ten onrechte op nihil heeft gesteld, nu de door haar verstrekte gegevens aantonen dat haar kind kinderopvang heeft genoten. Zij voert aan dat zij de gegevens van de kinderopvang heeft bewaard, maar dat deze door een verhuizing grotendeels verloren zijn gegaan. Zij heeft haar verantwoordelijkheden serieus genomen. Voorts werpt [appellante] de vraag op waarop de rechtbank zonder nader onderzoek haar conclusie baseert dat zij ondanks haar paniekstoornissen in staat zou moeten zijn haar administratie te bewaren. Ter motivering van haar standpunt dat kinderopvang heeft plaatsgevonden verwijst zij naar jaaropgaven en het plaatsingscontract alsmede naar foto’s van haar zoon ten tijde van zijn verblijf in de kinderopvanginstelling en een e-mailbericht. Tevens heeft [appellante] verklaringen overgelegd van personen werkzaam bij de kinderopvanginstelling.
3.1. Ingevolge artikel 1.1, aanhef, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wkkp), zoals die luidde ten tijde van belang, is kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) in de kosten van kinderopvang.
Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft:
a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of
b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 1.7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
3.2. Volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014 in zaak nr. 201303430/1/A2; www.raadvanstate.nl) volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte van deze kosten is.
3.3. Volgens de door [appellante] overgelegde jaaropgave 2011 bedragen de totale kosten van kinderopvang in 2011 € 14.872,00. De Belastingdienst/Toeslagen heeft met het herziene besluit van 4 februari 2011 aan [appellante] een voorschot kinderopvangtoeslag verleend van € 10.782,00. Anders dan in beroep bij de rechtbank, is niet in geschil of de door [appellante] overgelegde stukken aantonen wat de omvang en de kosten van de kinderopvang in 2011 zijn geweest. Het geschil betreft de vraag of [appellante] heeft aangetoond dat zij de resterende kosten van de kinderopvang in 2011 ten bedrage van € 4.090,00 heeft voldaan.
[appellante] heeft niet met betaalbewijzen, zoals kwitanties en bankafschriften, aangetoond dat zij de resterende kosten heeft voldaan. Ter zitting bij de Afdeling heeft zij verklaard dat zij met de kinderopvanginstelling is overeengekomen dat zij in ruil voor zitting in de oudercommissie de resterende kosten niet hoefde te voldoen. Daarmee staat vast dat [appellante] de resterende kosten van de kinderopvang niet heeft betaald. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 13 mei 2015 in zaak nr. 201406727/1/A2; www.raadvanstate.nl), volgt uit artikel 1.5, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1, aanhef, eerste lid, van de Wkkp, dat onder kinderopvangtoeslag wordt verstaan een tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wkkp volgt dat de wetgever heeft gekozen voor financiering door al de betrokkenen van de kinderopvang, waarbij dat deel van de kosten dat resteert nadat de overheid en de werkgever hun aandeel hebben geleverd, voor rekening van de ouders komt (Kamerstukken II 2001/02, 28 447, nr. 3, blz. 20-21). Daaruit blijkt genoegzaam dat een aanvrager van kinderopvangtoeslag een gedeelte van de kosten zelf dient te dragen, wil hij recht hebben op kinderopvangtoeslag. Nu [appellante] niet de volledige kosten van de kinderopvang heeft betaald, heeft zij geen recht op kinderopvangtoeslag. Voor zover [appellante] heeft aangevoerd dat zij aan paniekstoornissen lijdt en dat zij de gegevens van de kinderopvang heeft bewaard, maar dat deze door een verhuizing grotendeels verloren zijn gegaan, kan dit haar niet baten. Ook indien haar administratie bewaard zou zijn gebleven, zou zij daarmee niet hebben kunnen aantonen dat zij de kosten van de kinderopvang in het geheel heeft voldaan. Het door [appellante] overgelegde plaatsingscontract, de foto’s en het e-mailbericht alsmede de overgelegde verklaringen van derden kunnen niet tot een andere conclusie leiden. Dat door [appellante] kinderopvang is afgenomen is immers niet in geschil.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het
voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2011 terecht op nihil heeft gesteld.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016
97-834.