201506758/1/A2.
Datum uitspraak: 18 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 juli 2015 in zaak nr. 15/758 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2013 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 14 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 14 januari 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. G.A.S. Maduro, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft een aanvraag kinderopvangtoeslag ingediend, die op 23 oktober 2010 door de Belastingdienst/Toeslagen is ontvangen.
Bij besluit van 28 december 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen haar een voorschot kinderopvangtoeslag over 2013 toegekend van € 7.803,00. Bij besluit van 21 maart 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen dit voorschot herzien en vastgesteld op € 18.662,00.
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het over 2013 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor de periode tot en met 1 januari 2013 herzien en vastgesteld op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij alle kosten voor de kinderopvang in 2013 heeft betaald.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag 2013 terecht op nihil heeft gesteld en het teveel betaalde voorschot terecht heeft teruggevorderd. Zij heeft daartoe overwogen dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij alle kosten voor de kinderopvang heeft voldaan. [appellante] heeft kwitanties van de maanden maart tot en met oktober 2013 overgelegd waarop staat vermeld dat zij iedere maand een bedrag van € 73,50 contant heeft voldaan. Voorts heeft zij bankafschriften overgelegd waaruit geldopnamen blijken welke strekken ter voldoening van deze bedragen. De rechtbank concludeert dat de door [appellante] overgelegde bescheiden niet als afdoende bewijs kunnen worden aangemerkt, reeds omdat de kwitanties van de maanden januari, februari, november en december 2013 ontbreken.
3. [appellante] betoogt dat het vermeend ontbreken van deze kwitanties niet tot de conclusie kan leiden dat betaling niet heeft plaatsgevonden dan wel dat ten onrechte toeslag is genoten. Zij voert aan dat zij de stukken heeft overgelegd waarover zij de beschikking had en moeite zal doen om nadere stukken over te leggen.
3.1. Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het betreft:
a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of
b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 1.7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
3.2. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 2 april 2014 in zaak nr. 201209147/1/A2 en van 9 juli 2014 in zaak nr. 201308922/1/A2, overweegt de Afdeling dat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat indien de vraagouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk heeft betaald.
Voorts dient, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 14 mei 2014 in zaak nr. 201303070/1/A2), de aanvrager van kinderopvangtoeslag een contante betaling aan te tonen door middel van bewijzen van geldopnamen in combinatie met kwitanties.
3.3. Volgens de door [appellante] overgelegde facturen bedragen de totale kosten van kinderopvang in 2013 € 19.335,80. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij het besluit van 21 maart 2013 aan [appellante] een voorschot kinderopvangtoeslag verleend van € 18.662,00. Van dit bedrag is uiteindelijk € 16.926,00 op verzoek van [appellante] aan [gastouderbureau] uitbetaald. In geschil is of [appellante] heeft aangetoond dat zij het restant van de volgens de facturen te betalen kosten ten bedrage van € 2.409,80 heeft voldaan.
[appellante] heeft als kwitanties aangeduide stukken van de maanden maart tot en met oktober 2013 overgelegd waarop staat vermeld dat zij iedere maand een bedrag van € 73,50 contant heeft voldaan. Voorts heeft zij bankafschriften overgelegd waaruit geldopnamen blijken welke naar eigen zeggen strekken ter voldoening van de in deze stukken vermelde bedragen. [appellante] heeft van de maanden januari, februari, november en december 2013 alleen losse bankafschriften overgelegd waaruit summiere geldopnamen blijken. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt niet dat de geldopnamen zijn aangewend om de kosten van de kinderopvang te voldoen. Voorts kunnen de overgelegde als kwitanties aangeduide bescheiden niet als kwitanties worden aangemerkt, omdat deze niet zijn ondertekend. Nu niet voor ontvangst van de contante betalingen is getekend, kan daaraan niet de betekenis worden gehecht die [appellante] daaraan gehecht wil zien. Met de overgelegde stukken heeft [appellante] niet aangetoond de kosten van de kinderopvang over geheel 2013 te hebben voldaan.
De rechtbank is aldus terecht tot de conclusie gekomen dat [appellante] geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag over 2013 en dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 terecht op nihil heeft gesteld.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016
97-834.