ECLI:NL:RVS:2016:1212

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
201507525/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'De Open Waard' en de ontvankelijkheid van appellanten

Op 4 mei 2016 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan 'De Open Waard' in Oud-Beijerland. Het bestemmingsplan, dat op 7 juli 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, voorziet in de herontwikkeling van een zorgcentrum en winkelcentrum, en maakt woningbouw mogelijk. Appellant sub 1, eigenaar van een tandartsenpraktijk, en appellant sub 2, wonend in de nabijheid, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de gemeente. Appellant sub 2 werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen belanghebbende is; de afstand tot het plangebied was te groot en zij had geen zicht op de ontwikkelingen. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de bezwaren van appellant sub 2 onvoldoende waren om als belanghebbende te worden aangemerkt.

Appellant sub 1 betwist de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning, omdat er geen overeenstemming is bereikt over de verwerving van zijn praktijk. De Afdeling oordeelde dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat privaatrechtelijke belemmeringen niet automatisch leiden tot vernietiging van het besluit. De raad heeft aangegeven dat er nog steeds mogelijkheden zijn voor een minnelijke oplossing of onteigening. Uiteindelijk werd het beroep van appellant sub 1 ongegrond verklaard, en de Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201507525/1/R4.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Oud-Beijerland,
2. [appellant sub 2], wonend te Oud-Beijerland,
en
1. de raad van de gemeente Oud-Beijerland,
2. het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "De Open Waard" vastgesteld.
Bij onderscheiden besluiten van 11 augustus 2015 heeft het college omgevingsvergunningen verleend voor het oprichten van een woongebouw met commerciële ruimten en voor het oprichten van een zorgcomplex met wooneenheden, een buurtcentrum, commerciële ruimten en een supermarkt aan de Molenaar te Oud-Beijerland.
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de woningen in het projectgebied van het bestemmingsplan "De Open Waard" (hierna: het besluit hogere waarden).
Tegen één of meer van deze besluiten hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. O.V. Wilkens, [appellant sub 2] en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door M.G. Dorrepaal en R. Jellema, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de stichting Alerimus, vertegenwoordigd door B.G.A.M. van Os, en de woningcorporatie HW Wonen, vertegenwoordigd door A.C. Gorissen, bijgestaan door mr. C.N. van der Sluis, advocaat te Rotterdam, gehoord.
Overwegingen
1. De besluiten van 7 juli 2015, 11 augustus 2015 en 26 mei 2015 zijn met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
Het plan
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van het zorgcentrum De Open Waard en het naastgelegen winkelcentrum en maakt tevens de verlegging van de Molenaar en het realiseren van woningbouw juridisch-planologisch mogelijk. Het nieuwe woonzorgcentrum zal ruimte bieden aan zowel intramurale als extramurale zorgwoningen met passende zorgvoorzieningen, winkelvoorzieningen, een buurthuis en een bedrijfsrestaurant. Het woongebouw biedt ruimte voor aanvullende woningbouw, geschikt voor ouderen, met aanvullende wijkgerichte horeca- en maatschappelijke voorzieningen. Het plangebied wordt omsloten door de Zoomwijcklaan, de Wolweversweg, de Zeilmaker en het Binnenpad.
Het beroep van [appellant sub 2]
3. De raad stelt dat het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van het plan. In dit verband voert de raad aan dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 2] en het plangebied circa 170 m is en zij geen zicht heeft op het plangebied. Voorts zal zij volgens de raad ter plaatse van haar woning geen gevolgen ondervinden van het plan.
3.1. [appellant sub 2] betoogt dat zij belanghebbend is, omdat zij vanaf haar perceel mogelijk zicht heeft op de woontoren waarin het plan voorziet, alsmede omdat zij verwacht dat als gevolg van het plan de ter hoogte van haar woning reeds bestaande parkeer- en verkeersoverlast verder zal toenemen.
3.2. Om als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
[appellant sub 2] betoogt vanaf de eerste verdieping en de zolder van haar woning mogelijk zicht te hebben op de woontoren waarin het plan voorziet. Voor zover dat zicht inderdaad moet worden aangenomen, is dat naar het oordeel van de Afdeling evenwel van te geringe betekenis om op grond daarvan een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang aan te nemen. Gelet op de ligging van de woning van [appellant sub 2] ten opzichte van het plangebied acht de Afdeling voorts niet aannemelijk dat [appellant sub 2] ter plaatse van haar woning verkeershinder en parkeeroverlast zal ondervinden vanwege de bewoners en bezoekers van de in het plan voorziene woningen en voorzieningen. Daarbij zijn onder meer meegewogen de afstand tussen de woning van [appellant sub 2] en het plangebied alsmede het feit dat de gebiedsontsluiting niet langs de woning van [appellant sub 2] is voorzien.
De conclusie is dat [appellant sub 2] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bij het plan, alsmede de ter uitvoering van het plan genomen besluiten van 11 augustus 2015 en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2 geen beroep kan instellen. Het tegen deze besluiten ingestelde beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
3.3. Voor zover [appellant sub 2] ter zitting heeft verklaard dat het beroep tevens was gericht tegen het besluit hogere waarden van 26 mei 2015, kan zij daarin naar het oordeel van de Afdeling niet worden gevolgd, nu dat beroep uit de aanhef, noch uit de inhoud van het beroepschrift kan worden afgeleid.
Het beroep van [appellant sub 1]
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
5. [appellant sub 1] is eigenaar van een tandartsenpraktijk die is gevestigd aan de [locatie] te Oud-Beijerland en in het bestemmingsplan niet als zodanig is bestemd.
6. Het beroep van [appellant sub 1] is inhoudelijk gericht tegen het bestemmingsplan. Nu het bestemmingsplan volgens hem geen stand kan houden, dient ook de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een woongebouw met commerciële ruimten, welke ontwikkeling is voorzien op de locatie waar thans (onder meer) de tandartsenpraktijk van [appellant sub 1] is gevestigd, te worden vernietigd.
7. [appellant sub 1] stelt dat geen overeenstemming is bereikt met HW Wonen over de verwerving van zijn tandartsenpraktijk. Nu de gemeente niet heeft gekozen voor een onteigeningsprocedure, betwist [appellant sub 1] in zoverre de uitvoerbaarheid van het plan en de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een woongebouw met commerciële ruimten, vanwege het bestaan van een evidente privaatrechtelijke belemmering.
7.1. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.
Voorts zijn eigendomsverhoudingen uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 30 januari 2013 in zaak nr. 201208418/1/R4) bestaat voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels.
7.2. Zoals volgt uit de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorkeur van de raad ernaar uit in goed overleg met [appellant sub 1] overeenstemming te bereiken over de aankoop van zijn tandartsenpraktijk. Indien desondanks geen minnelijke overeenkomst kan worden bereikt tussen de gemeente en [appellant sub 1], heeft de gemeente de mogelijkheid om tot onteigening over te gaan. De raad heeft verklaard er weliswaar nog steeds van uit te gaan dat met [appellant sub 1] overeenstemming over de aankoop van zijn tandartsenpraktijk zal worden bereikt, maar inmiddels ook ambtelijke voorbereidingen te treffen voor het opstarten van een onteigeningsprocedure. Gelet daarop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat een evidente privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de verwezenlijking van het plan en dat het plan om die reden in zoverre niet binnen de planperiode uitvoerbaar is.
Het betoog faalt.
7.3. Voor zover [appellant sub 1] vanwege de gestelde privaatrechtelijke belemmering ook de uitvoerbaarheid van de door hem bestreden omgevingsvergunning betwist, overweegt de Afdeling dat, wat daar verder ook van zij, het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering geen weigeringsgrond is als bedoeld in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Reeds daarom faalt het betoog.
8. Voor zover [appellant sub 1] voor het overige heeft verzocht zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt overwogen dat in de nota van beantwoording zienswijzen bij het besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt ook op dit punt.
9. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
10. Voor een proceskostenkostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Wijker-Dekker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
562.