201504749/1/R4.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Coevorden,
en
de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Katshaar Holding en Geluidszone" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
A-Ware en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2016, waar [appellant A], [appellante B] en de raad, vertegenwoordigd door H.A. Gortmaker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Katshaar Holding B.V., Katshaar Landbouw Vastgoed B.V., Katshaar Onroerende Zaken B.V. en Katshaar Dairy Sourcing B.V. (tezamen te noemen: A-Ware), alle vertegenwoordigd door mr. T.D. Polak, advocaat te Groningen, en door H.H. Galesloot, locatiemanager, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Aanleiding
2. A-Ware is een zuivelverwerkend bedrijf dat is gevestigd aan de Europaweg 42 te Coevorden. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in een uitbreiding van de maximale verwerkingscapaciteit voor A-Ware tot 82.000 ton melk per jaar. Het zuivelverwerkend bedrijf beschikte sinds 2006 over een vergunning voor een verwerkingscapaciteit van 36.000 ton. Op 3 juni 2013 is een gedoogbesluit afgegeven voor een verwerkingscapaciteit van 82.000 ton. Op 18 juli 2014 is een melding gedaan voor een verwerkingscapaciteit van 54.900 ton melk per jaar.
[appellant] woont aan de [locatie] tegenover de vestiging van A-Ware. [appellant] heeft daar een camping, een theetuin en een dagbesteding voor mensen met niet aangeboren hersenletsel en chronische ziekten. Hij ervaart geluidoverlast ten gevolge van de activiteiten van A-Ware. Dit gaat volgens hem ten koste van het woon- en leefklimaat ter plaatse en heeft gevolgen voor zijn nachtrust en zijn welzijn.
Geluidoverlast
3. [appellant] stelt, ondanks de getroffen maatregelen, ernstige geluidsoverlast te ondervinden door de koelers van het zuivelverwerkend bedrijf en door langsrijdend vrachtverkeer. Volgens hem past het bedrijf in verband met de geluidbelasting niet in het buitengebied.
3.1. Volgens het "Akoestisch onderzoek Katshaar Holding B.V. Onderzoek in het kader van een milieueffectrapport en vaststelling van een geluidzone Wet Geluidhinder" van 2 juli 2014 van Tauw B.V. neemt de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten en installaties op het terrein toe ten opzichte van de waarden die in de laatste milieuvergunning waren opgenomen. Ten opzichte van de feitelijke situatie zal echter, door het treffen van geluidreducerende maatregelen, een afname van de geluidbelasting plaatsvinden. Op de woningen van derden wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Dit geldt niet voor de voormalige bedrijfswoning aan de Europalaan 46.
Er vindt ten gevolge van de uitbreiding van de verwerkingscapaciteit naar 82.000 ton uitsluitend een toename van maximaal 2 dB van de indirecte hinder plaats als alle vrachtwagens van en naar het bedrijf via Coevorden rijden. Als in de nachtperiode of in het geheel niet meer via Coevorden wordt gereden, neemt het geluid af. Er kan in alle gevallen worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" van 29 februari 1996.
Het zuivelverwerkend bedrijf heeft voorts aanvullende geluidwerende maatregelen getroffen. Deze aanvullende maatregelen zijn bij besluit van 14 oktober 2014 vastgelegd in een maatwerkvoorschrift. Op grond van dit voorschrift mag het langdurig gemiddelde geluidniveau op de gevel van [appellant] niet meer bedragen dan 39, 40 en 39 dB(A) in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Uit een geluidmeting is gebleken dat aan deze normen wordt voldaan.
Een van de aanvullende geluidwerende maatregelen is dat met de chauffeurs van de vrachtwagens is afgesproken dat zij met vrachtwagens in de periode van 21.00 tot 07.00 uur het bedrijf verlaten in de richting van Schoonebeek. Deze afspraak is vastgelegd in de boordcomputer van het materieel. Met A-Ware is afgesproken dat indien wordt geconstateerd dat de chauffeurs zich niet houden aan de voorgeschreven rijrichting, dit zal worden gemeld. A-Ware heeft geen meldingen ontvangen.
De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van het akoestisch onderzoek te twijfelen. Gelet op hetgeen in het akoestisch onderzoek is vermeld en de in het maatwerkvoorschrift opgenomen aanvullende maatregelen heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de wijzigingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet leiden tot een zodanig geluidniveau in de omgeving van het bedrijf dat geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het betoog faalt.
Overlastbeperkende maatregelen
4. [appellant] verzoekt de overlastbeperkende maatregel dat de aan- en toeleveranciers van het zuivelverwerkend bedrijf bij aankomst en vertrek tussen 21.00 uur en 7.00 uur via Schoonebeek rijden in plaats van via Coevorden in de planregels vast te leggen.
4.1. Gelet op hetgeen in het maatwerkvoorschrift van 14 oktober 2014 is vastgelegd, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om in de planregels te bepalen dat de aan- en toeleveranciers van het zuivelverwerkend bedrijf bij aankomst en vertrek tussen 21.00 uur en 7.00 uur via Schoonebeek moeten rijden.
Het betoog faalt.
Cultuurhistorisch landschap
5. [appellant] voert aan dat de aanwezigheid van de zuivelfabriek afbreuk doet aan het cultuurhistorisch landschap.
5.1. Aan de gronden waar het zuivelverwerkend bedrijf is gevestigd zijn de bestemmingen "Agrarisch met waarden - Beekdallandschap", "Groen - Beplantingsstrook", "Bedrijf" en "Wonen" toegekend.
Ingevolge de artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder h, en artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden - Beekdallandschap", "Bedrijf" en "Groen - beplantingsstrook" aangewezen gronden bestemd voor landschappelijke inpassing van bebouwing conform het in Bijlage 1 "Erfinrichtingsplan Katshaar" opgenomen inrichtingsplan;
Ingevolge artikel 3, lid 3.5.1, onder b, artikel 4, lid 4.5.1, onder a, en artikel 5, lid 5.3.1, wordt tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan in ieder geval gerekend het kappen van beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
Ingevolge artikel 3, lid 3.5.2, artikel 4, lid 4.5.2, en artikel 5, lid 5.3.2, wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval gerekend het na twee jaar na inwerkingtreding van dit plan (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en zonder de instandhouding van de landschappelijke inpassing als bedoeld in artikel 4, lid 4.1, onder h, artikel 3, lid 3.1, onder d, en artikel 5, lid 5.1, onder f, conform het in Bijlage 1 "Erfinrichtingsplan Katshaar" opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
5.2. De Notitie Ruimtelijke Kwaliteit van december 2014 is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied te verhogen. Daarom is in de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied" bepaald dat bij bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied de Notitie Ruimtelijke Kwaliteit moet worden toegepast. In die gevallen moet een erfinrichtingsplan worden opgesteld. Als een ontwikkeling plaatsvindt in één van de cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden moet volgens de Notitie Ruimtelijke Kwaliteit in het erfinrichtingsplan worden aangetoond dat de cultuurhistorische waarden van historische geografie, archeologie en gebouwde omgeving behouden en versterkt worden. Volgens de beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden ligt het plangebied in een cultuurhistorisch zeer waardevol gebied. De Notitie Ruimtelijke Kwaliteit maakt onderscheid tussen verschillende landschapstypen. Voor deze verschillende landschapstypen gelden verschillende toetsingscriteria waaraan het erfinrichtingsplan wordt getoetst. Dit in verband met de verschillende kernkwaliteiten van de landschapstypen die het waard zijn om te behouden en te versterken. Deze verschillende kernkwaliteiten leiden tot verschillende eisen aan de landschappelijke inpassing. Het plangebied ligt volgens de kaart landschapstypen in het beekdallandschap. Voor dit landschapstype is volgens de Notitie Ruimtelijke Kwaliteit de ambitie om de openheid rondom de beek te behouden dan wel te creëren en waar mogelijk door natuurontwikkeling het beekdal te versterken. Tevens wordt het karakteristieke verkavelingspatroon als uitgangspunt genomen en de gradiënten naar hogere gronden worden behouden. Voorts wordt op hogere delen het halfopen landschap versterkt door afwisseling van openheid en singels. De zichtlijnen naar het beekdal worden ten slotte behouden.
5.3. Het in Bijlage 1 bij de planregels opgenomen erfinrichtingsplan gaat uit van een versterking van de landschappelijke opbouw van het beekdallandschap. Dit betekent dat de beplanting van het erf in zuidelijke richting opener (‘ijler’) wordt en samengesteld is uit andere soorten. Voorts bepaalt het erfinrichtingsplan dat op de hogere delen in het noorden de gebouwen worden ingepast door houtsingels en rijen eiken, aan de westzijde een wal wordt geplaatst en aan de oostzijde een houtwal wordt ingeplant met inheems plantmateriaal (bosplantsoen). Het nieuwe gebouw moet volgens het erfinrichtingsplan zodanig worden gebouwd dat de nokrichting in noord-zuid richting ligt om zoveel mogelijk doorzicht van en naar het beekdal te waarborgen. Ten aanzien van het zuidelijke deel buiten het bouwvlak gelegen in het beekdallandschap bepaalt het erfinrichtingsplan dat de openheid en de zichtlijnen van en naar het beekdal moeten worden gewaarborgd. Verder volgt uit het erfinrichtingsplan dat strategisch geplaatst struweel (vogelbosjes van inheems plantmateriaal, o.a. meidoorn) de bebouwing nader moet inpassen en beschutting bieden voor vogels en andere fauna. Ten slotte wordt de gradiënt naar de hogere gronden in het noordelijke deel benadrukt door een rij eiken.
5.4. Gelet op hetgeen in het erfinrichtingsplan is vermeld, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de wijzigingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet leiden tot een zodanige inbreuk op het cultuurhistorisch waardevolle gebied in de omgeving van het bedrijf dat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Door de artikelen 3, leden 3.1, 3.5.1 en 3.5.2, 4, leden 4.1, 4.5.1 en 4.5.2, en 5, leden 5.1, 5.3.1 en 5.3.2, van de planregels is voldoende geborgd dat het bedrijf landschappelijk wordt ingepast in overeenstemming met het Erfinrichtingsplan.
Het betoog faalt.
Groenblijvende bosschages
6. [appellant] verzoekt in de planregels vast te leggen dat groenblijvende bosschages worden geplaatst, zodat de auto’s en vrachtwagens niet zichtbaar zijn vanuit zijn woning.
6.1. Gelet op hetgeen in het erfinrichtingsplan is opgenomen, is de landschappelijke inpassing van het zuivelverwerkende bedrijf daardoor voldoende gewaarborgd. Door artikel 4, lid 4.1, gelezen in samenhang met lid 4.5.1 en 4.5.2, en artikel 5, lid 5.1, gelezen in samenhang met lid 5.3.1 en lid 5.3.2, van de planregels is geborgd dat het bedrijf landschappelijk wordt ingepast in overeenstemming met het erfinrichtingsplan. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat om in de planregels te bepalen dat groenblijvende bosschages worden geplaatst.
Het betoog faalt.
Inspraak
7. [appellant] stelt, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, ten onrechte niet te zijn betrokken bij de planvorming, dan wel dat onvoldoende gelegenheid tot inspraak is geboden.
7.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Uit de stukken blijkt dat de raad toepassing heeft gegeven aan de in de Wro, de Algemene wet bestuursrecht en het Bro neergelegde procedure. In hetgeen [appellant] aanvoert ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit niet op de juiste wijze is geschied.
Het betoog faalt.
Waardevermindering
8. [appellant] stelt dat zijn perceel fors in waarde is gedaald. Hij stelt de gemeente aansprakelijk voor die waardedaling en voor de gedane investeringen in zijn woning en [onderneming].
8.1. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd biedt geen grond voor de verwachting dat de mogelijke nadelige invloed van het plan voor hem zodanig is dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor een eventuele vergoeding van planschade bestaat een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Het betoog faalt.
Overige
9. [appellant] voert aan dat niet handhavend is opgetreden tegen de overschrijding van de hoeveelheid melk die mocht worden verwerkt en evenmin tegen overschrijding van de geluidnormen. Hij wijst erop dat er ‘s nachts met enige regelmaat nog vrachtwagens richting Coevorden rijden. Hij stelt in dit verband dat meldingen over geluidoverlast niet zijn doorgegeven aan de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe en niet zijn geregistreerd. Voorts stelt hij in dit verband dat het lang heeft geduurd voordat een geluidmeting heeft plaatsgevonden. [appellant] stelt de raad aansprakelijk voor de schade door het niet handhavend optreden. [appellant] stelt dat A-Ware met andere omwonenden wel een mediationtraject is begonnen, maar met hem niet.
9.1. Deze gronden hebben geen betrekking op het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en kunnen reeds hierom niet leiden tot vernietiging van dat besluit.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
433.