201501836/2/A1.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek en
2. [appellante sub 2], wonend te Diessen, gemeente Hilvarenbeek,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2015 in zaken nrs. 14/3088, 14/3345, 14/3327 en 14/3227 in het geding tussen:
[persoon A], wonend te Haghorst, gemeente Hilvarenbeek,
[persoon B], wonend te Haghorst, gemeente Hilvarenbeek,
[persoon C], wonend te Haghorst, gemeente Hilvarenbeek,
[personen D] (hierna tezamen en in enkelvoud: [persoon D]), wonend te Diessen, gemeente Hilvarenbeek,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2014 heeft het college aan [appellante sub 2] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een nieuwe vleesvarkensstal en vier voersilo’s, het veranderen van een varkenshouderij en het slopen van de bestaande vleesvarkensstal op het perceel [locatie] te Haghorst (perceel nr. 994).
Bij uitspraak van 22 januari 2015 heeft de rechtbank de door [persoon A], [persoon B], [persoon C] en [persoon D] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en [appellante sub 2] hoger beroep ingesteld.
[persoon B], [persoon C] en [persoon D] hebben een verweerschrift ingediend.
Het college, [persoon A] en [persoon C] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2015, waar het college, vertegenwoordigd door V. Voigt, J.J.A.M. Bertens en J. Kools, en [appellante sub 2], bijgestaan door mr. P.R. Botman, advocaat te Tilburg, en ir. A.C.H.M. Commissaris, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [persoon A], bijgestaan door mr. S.D. van Rheenen, [persoon B], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, [persoon C], bijgestaan door mr. B. Smit, en [persoon D], bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof, verschenen.
Bij tussenuitspraak van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3862, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 1 april 2014 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 23 februari 2016 heeft het college het besluit van 1 april 2014 gewijzigd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over het besluit van 23 februari 2016 naar voren te brengen.
[appellante sub 2] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De hoger beroepen
1. In de tussenuitspraak is onder 3.2 overwogen dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat voor de bouw van de nieuwe stal een omgevingsvergunning voor van het bestemmingsplan afwijkend gebruik, als bedoeld in artikel 2.1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
Dit leidt tot de conclusie dat de hoger beroepen gegrond zijn en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2. Nu het besluit van 1 april 2014 op dit punt rechtmatig moet worden geoordeeld, bestaat geen aanleiding het college te veroordelen tot vergoeding van de bij [appellante sub 2] in hoger beroep opgekomen proceskosten.
3. Een redelijke toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) brengt mee dat de griffier van de Raad van State aan [appellante sub 2] het door haar betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
De beroepen tegen de besluiten van 1 april 2014 en 23 februari 2016
4. In de tussenuitspraak is onder 9.1 overwogen dat in het dictum van het besluit van 1 april 2014 abusievelijk is bepaald dat het akoestisch onderzoek van 17 augustus 2012 onderdeel uitmaakt van het besluit en dat het besluit daarom in zoverre in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit gebrek hoeft niet in een nieuw besluit te worden hersteld.
5. In de tussenuitspraak is voorts, onder 13.1, geconcludeerd dat het besluit van 1 april 2014 in strijd is met artikel 5.5, vierde lid, van het Besluit omgevingsrecht, omdat de vergunning geen controlevoorschriften ten aanzien van de geluidgrenswaarden bevat. Het college is opgedragen om dit gebrek binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen.
6. Bij besluit van 23 februari 2016 heeft het college naar aanleiding van de tussenuitspraak een controlevoorschrift aan de vergunning verbonden. Dit besluit wordt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede onderwerp te zijn van het geding.
[persoon A], [persoon B], [persoon C] en [persoon D] hebben naar aanleiding van het besluit van 23 februari 2016 geen zienswijzen naar voren gebracht. De Afdeling leidt hieruit af dat zij tegen dit besluit geen bezwaren hebben. Dit brengt mee dat hun van rechtswege ontstane beroepen ongegrond zijn.
[appellante sub 2] heeft in haar zienswijze te kennen gegeven dat zij zich met het besluit van 23 februari 2016 kan verenigen.
7. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen tegen het besluit van 1 april 2014 gegrond. Het besluit moet worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat het akoestisch onderzoek van 17 augustus 2012 onderdeel is van het besluit en voor zover in de vergunning geen controlevoorschriften ten aanzien van de geluidgrenswaarden zijn opgenomen.
8. Nu de beroepen gegrond zijn, dient de beslissing van de rechtbank dat het betaalde griffierecht en de proceskosten moeten worden vergoed, in stand te blijven.
9. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2015 in zaken nrs. 14/3088, 14/3345, 14/3327 en 14/3227, behoudens de beslissing ten aanzien van de terugbetaling van het griffierecht en de veroordeling in de proceskosten;
III. verklaart de door [persoon A], [persoon B], [persoon C], [personen D] bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek van 1 april 2014 , voor zover daarbij is bepaald dat het akoestisch onderzoek van 17 augustus 2012 onderdeel is van het besluit en voor zover in de vergunning geen controlevoorschriften ten aanzien van de geluidgrenswaarden zijn opgenomen;
V. verklaart de beroepen van [persoon A], [persoon B], [persoon C], [personen D] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek van 23 februari 2016 ongegrond;
VI. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
190-769.