ECLI:NL:RVS:2016:1199

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
201508260/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de gemeente Waddinxveen tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake subsidievaststelling en terugvordering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de gemeente Waddinxveen tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gemeente had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van 4 december 2014, waarin het voorschot dat aan de gemeente was toegekend in het kader van de Subsidieregeling ESF 2007-2013, lager werd vastgesteld op € 86.756,00. Tevens werd bepaald dat de gemeente € 20.015,00 moest terugbetalen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de gemeente ongegrond bij besluit van 20 maart 2015. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de gemeente op 25 september 2015 niet-ontvankelijk, waarop de gemeente hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 maart 2016 behandeld. De gemeente betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij geen procesbelang had bij het beroep. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat het belang bij een procedure over de herziening van het voorschot ontbrak, omdat de subsidie bij besluit van 4 maart 2015 definitief was vastgesteld en de gemeente tegen dat besluit geen rechtsmiddelen had aangewend. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 4 december 2014 niet kon worden gezien als een besluit tot subsidievaststelling, maar slechts als een vaststelling van de hoogte van het voorschot.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.

Uitspraak

201508260/1/A2.
Datum uitspraak: 4 mei 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Waddinxveen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 september 2015 in zaak nr. 15/3155 in het geding tussen:
de gemeente
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2014 heeft de staatssecretaris het in het kader van de Subsidieregeling ESF 2007-2013 aan de gemeente toegekende voorschot lager vastgesteld op € 86.756,00 en bepaald dat de gemeente € 20.015,00 dient terug te betalen.
Bij besluit van 20 maart 2015 heeft de staatssecretaris het door de gemeente daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2015 heeft de rechtbank het door de gemeente daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeente hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2016, waar de gemeente, vertegenwoordigd door mr. J.C.H. van Dijk, werkzaam voor de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij formulier van 1 mei 2012 heeft de gemeente om subsidie uit het Europees Sociaal Fonds gevraagd voor het project "Re-integratie arbeidsbelemmerden en 55 plussers in Waddinxveen" voor de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2013.
Bij besluit van 19 juli 2012 heeft de staatssecretaris de gemeente subsidie verleend voor een bedrag van maximaal € 213.542,00.
Bij besluit van 13 april 2013 heeft de staatssecretaris de gemeente een voorschot van € 106.771,00 toegekend.
Bij besluit van 4 maart 2015 heeft de staatssecretaris de aan de gemeente verleende subsidie vastgesteld op € 86.756,00. Tegen dit besluit heeft de gemeente geen rechtsmiddelen aangewend.
2. De gemeente betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het belang bij een procedure over de herziening van het voorschot ontbreekt, omdat de aan de gemeente verleende subsidie bij besluit van 4 maart 2015 definitief is vastgesteld op € 86.756,00 en de gemeente tegen dit besluit geen rechtsmiddelen heeft aangewend. Zoals de staatssecretaris heeft aangevoerd kan een voorschot niet hoger zijn dan de vastgestelde subsidie. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het besluit van 4 december 2014 niet kan worden gezien als een besluit tot subsidievaststelling, nu uit de bewoordingen van dit besluit blijkt dat het - slechts - de vaststelling van de hoogte van het voorschot en de terugvordering van een deel van het reeds uitgekeerde voorschot betreft. In het besluit wordt verder met zoveel woorden te kennen gegeven dat met deze voorschotbeschikking de subsidie nog niet is vastgesteld, dat de gemeente het besluit waarbij de subsidie wordt vastgesteld nog zal ontvangen en de gemeente pas dan bezwaar kan maken tegen de inhoud van die beslissing. De rechtbank heeft verder met juistheid overwogen dat uit artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet volgt dat de door de gemeente tegen het besluit van 20 maart 2015 gerichte gronden mede betrekking hebben op het besluit van 4 maart 2015. Voor de toepassing van voormeld artikel is onder meer vereist dat het gaat om een herhaalde uitoefening van dezelfde bevoegdheid en dat is hier niet het geval, nu het toekennen van een voorschot een andere bevoegdheid betreft dan het vaststellen van een subsidie.
3. De gemeente kan evenmin worden gevolgd in haar subsidiaire betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat haar bezwaar tegen het voorschotbesluit van 4 december 2014 had moeten worden aangemerkt als een prematuur bezwaar tegen het vaststellingsbesluit van 4 maart 2015, reeds omdat uit de bewoordingen van het bezwaarschrift niet valt af te leiden dat is bedoeld op te komen tegen een op dat moment nog te nemen vaststellingsbesluit.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Dijkshoorn
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016
735.