201600826/2/R2.
Datum uitspraak: 20 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Bronkhorst, gemeente Bronckhorst, en anderen, gezamenlijk optredend onder de naam "Commissie Burgerinitiatief Aviko Vrieshuisaanpassing" (hierna: [verzoeker sub 1] en anderen),
2. [verzoeker sub 2], wonend te Steenderen, gemeente Bronckhorst, en anderen,
en
de raad van de gemeente Bronckhorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Steenderen, herziening bedrijfsterrein Aviko" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Ook [verzoeker sub 2] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1] en anderen, [verzoeker sub 2] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 april 2016, waar [verzoeker sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 2] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.J. Knoef-Vruggink en H.W. Annevelink, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aviko B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Bos, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en G.J.H.J.J. Janssen Reinen, werkzaam bij Aviko B.V., verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan heeft betrekking op het bedrijfsterrein van aardappelfabrikant Aviko B.V. aan de oostzijde van de kern Steenderen. Met het plan wordt onder meer voorzien in een bedrijfsgebouw met een maximale bouwhoogte van 35 m. Ter plaatse beoogt Aviko B.V. een nieuw vrieshuis te realiseren met een opslagcapaciteit van ongeveer 40.000 pallets ten behoeve van diepvriesproducten.
3. De verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening van [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen richten zich tegen het gehele plan, nu de daarin voorziene ontwikkelingen volgens hen geheel samenhangen met de bouw van het beoogde vrieshuis. Met hun verzoeken om voorlopige voorziening trachten zij onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
Ontvankelijkheid
4. De raad heeft in zijn verweerschrift de ontvankelijkheid van de beroepen van een aantal verzoekers betwist, omdat zij op grote afstand van het vrieshuis zouden wonen of omdat zij geen zienswijze tegen het ontwerpplan hebben ingediend.
De voorzieningenrechter gaat er voor de behandeling van deze verzoeken vanuit dat zowel onder de indieners van het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen en als van het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen personen zijn die als belanghebbbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt. Onder de beide groepen verzoekers zijn personen die op relatief korte afstand tot het bestreden planonderdeel wonen en/of vanuit hun woningen zicht zullen hebben op het vrieshuis, te weten de personen [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B] ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 1] en anderen en de persoon [verzoeker sub 2A] ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat deze personen een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
Nu de verwachting bestaat dat de beroepen van [verzoeker sub 1] en anderen en van [verzoeker sub 2] en anderen inhoudelijk in de bodemprocedure zullen worden besproken, bestaat aanleiding om inhoudelijk op hun verzoeken in te gaan.
Spoedeisend belang
5. Voor zover de verzoeken erop zijn gericht om te voorkomen dat de rotonde in de L. Dolfingweg wordt aangelegd en de Doctor A. Ariensstraat in oostelijke richting wordt verlegd, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Deze ontwikkelingen waren reeds voorzien in het vorige plan "Steenderen Dorp". Nu die ontwikkelingen reeds op basis van dat plan kunnen worden gerealiseerd, kunnen verzoekers in deze procedure niet bereiken hetgeen zij beogen. De verzoeken worden in zoverre afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
6. Ter zitting heeft Aviko B.V. verklaard dat totdat de rechtbank Gelderland uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure over de omgevingsvergunning voor het vrieshuis, zij niet met de bouw zal gaan starten. Volgens Aviko B.V. is daarom met de verzoeken met betrekking tot het bestemmingsplan geen spoedeisend belang gemoeid.
6.1. Hangende de voorlopige voorzieningsprocedure en het beroep ten aanzien van het bestemmingsplan is het vrieshuis in een parallelle procedure eveneens onderwerp van geding. Het college van gedeputeerde staten van Gelderland heeft op 28 januari 2016 een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de bouw van het vrieshuis, waarbij toepassing is gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vanwege strijd met het bestemmingsplan "Steenderen Dorp". Tegen dit besluit is beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland en is de voorzieningenrechter van de rechtbank tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
6.2. De voorzieningenrechter acht, ondanks de toezegging van Aviko B.V., niet uitgesloten dat zich onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan kunnen voordoen. Met inwerkingtreding van het plan bestaat de kans dat binnen korte tijd een nieuwe aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen op het desbetreffende perceel zal worden gedaan of dat het college van gedeputeerde staten met toepassing van artikel 6:19 van de Awb hangende de procedure een nieuw besluit op de aanvraag neemt op basis van het in werking getreden onderhavige plan. Gelet hierop moet een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van het voorliggende bestemmingsplan worden aangenomen.
Inhoudelijk
7. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen kunnen zich niet met de voorziene bouw van het vrieshuis verenigen omdat zij het vrieshuis te hoog en te groot vinden in verhouding met de dorpse schaal van Steenderen. Ook is het vrieshuis niet passend in het landschap en strijdig met het beschermd stadsgezicht van het nabijgelegen stadje Bronkhorst. Voorts voeren zij aan dat de raad de alternatieven voor het plan, zoals de bouw van een vrieshuis van maximaal 15 m of 27 m hoog of het gedeeltelijk ondergronds bouwen, onvoldoende heeft onderzocht. In dit verband achten zijn het bovendien bezwaarlijk dat zij pas in een laat stadium van de procedure bij de plannen van Aviko B.V. werden betrokken.
7.1. De raad stelt dat het vrieshuis weliswaar de dorpse schaal en maat van Steenderen overstijg, maar dat de effecten voor de omgeving aanvaardbaar zijn omdat het gebouw landschappelijk wordt ingepast. De raad ziet in dit geval geen geschikte alternatieven voor de uitvoering van het vrieshuis van maximaal 35 m hoogte. In dit verband heeft de raad ter zitting gesteld dat het rendement van een lager vrieshuis slechter is ten opzichte van dat van een vrieshuis van maximaal 35 m hoogte.
7.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de effecten van het voorziene gebouw voor de omgeving en de resultaten daarvan, onder meer afgezet tegen enkele uitvoeringsalternatieven. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Landschapsanalyse & ruimtelijke studie warehouse" van Arcadis van 5 maart 2014 en het rapport "Stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing warehouse" van Arcadis van 11 december 2014. Uit deze rapporten wordt geconcludeerd dat de landschappelijke en ruimtelijke effecten van een maximale bouwhoogte van 35 m niet dusdanig negatiever zijn dat de hoogte beperkt zou moeten blijven tot 27 m. Hierbij is betrokken dat het voorziene vrieshuis weliswaar hoger is dan het alternatief van 27 m, maar dat de gevellengtes daarvan wel korter zijn dan ten aanzien van dat alternatief. Voorts volgt uit de rapporten dat het vanuit bedrijfseconomisch perspectief gunstiger is om een vrieshuis van 35 m hoogte te bouwen, omdat de oppervlakte van het gebouw 35% kleiner is en daardoor de investerings- en exploitatiekosten lager zijn.
Ten aanzien van het alternatief om het vrieshuis gedeeltelijk - dat wil zeggen 10 tot 20 m - ondergronds te bouwen heeft de raad gesteld dat de meerkosten daarvoor exorbitant hoog zullen zijn. Daarnaast stelt de raad dat zich technische problemen kunnen voordoen met de waterdichtheid van de betonbak en Aviko B.V. het risico op lekkages te groot acht.
7.3. De voorzieningenrechter ziet na afweging van de betrokken belangen aanleiding de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Daartoe wordt overwogen dat het voorziene gebouw ten opzichte van de bedrijfsbebouwing die thans maximaal 15 m mag bedragen een aanzienlijke hoogte zal hebben. De voorzieningenrechter stelt enerzijds vast - en tussen partijen is dit overigens niet in geschil - dat het vrieshuis een niet geringe aantasting van het landschap met zich zal brengen, terwijl anderzijds twijfel is gerezen over de juistheid van het onderzoek dat de raad heeft verricht naar alternatieven voor de maximale hoogte van 35 m. Zo heeft de raad niet duidelijk kunnen maken waarom het alternatief van 27 m hoogte niet geschikt is. Zoals [verzoeker sub 2] en anderen hebben aangevoerd, lijken de gevels van een gebouw van 27 m - ook al zijn deze langer dan bij het gebouw van 35 m hoog - beter aan het zicht te kunnen worden onttrokken door de bomen van maximaal 25 m hoog die bij de landschappelijke inpassing zijn beoogd. Voorts heeft de raad ter zitting aangegeven dat hij zich ten aanzien van het hogere rendement voor het vrieshuis van maximaal 35 m hoog heeft gebaseerd op de gegevens die Aviko B.V. heeft verstrekt. De raad heeft ter zitting aangegeven dat hij de gegevens aannemelijk achtte en dat hij geen aanleiding zag om deze verder te onderzoeken. Uit de stukken van Arcadis en het verweerschrift komt naar voren dat de rendementsgegevens en de extra kosten voor de realisatie van alternatieven van groot gewicht zijn geweest in het afwegen van de alternatieven. Deze gegevens heeft de raad onder zich gehouden in verband met de vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens van Aviko B.V.. Gelet op het vorenstaande is niet inzichtelijk waarom de raad bij de afweging van de belangen het belang van Aviko B.V. bij de realisatie van een vrieshuis van maximaal 35 m hoog zwaarder laat wegen dan de belangen van omwonenden bij een zo beperkt mogelijke aantasting van hun leefomgeving en van het landschap.
8. Gelet op het vorenstaande, en nu aan de zijde van Aviko B.V. geen grote belangen bestaan om het vrieshuis op korte termijn te realiseren, ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
De overige gronden van de verzoeken van [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
Voorlopige voorziening
9. De raad heeft de voorzieningenrechter in het verweerschrift verzocht om de verbreding van de bestemming "Verkeer" ter plaatse van de strook grond aan de noordzijde van de L. Dolfingweg buiten de schorsing van het bestemmingsplan te laten. Beoogd is om het bestaande fietspad aan de zuidzijde van de weg op korte termijn naar de noordzijde te verplaatsen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een veiligere fietsroute kan ontstaan tussen het dorp Baak en het Integraal Kindcentrum nabij het sportcomplex aan de Prins Bernhardweg. Voor zover al moet worden geoordeeld dat [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen zich richten tegen de aanleg van het fietspad aan de noordzijde van de L. Dolfingweg, ziet de voorzieningenrechter gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek van de raad in te willigen en ten aanzien van dit
plandeel geen voorlopige voorziening te treffen. Hierbij is van belang dat het fietspad niet direct verband houdt met het vrieshuis.
10. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende industrie" en de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - lanenstructuur’, ter plaatse van de huidige Doctor A. Ariensstraat, buiten de schorsing te laten. Ingevolge artikel 4, lid 4.1.2 aanhef en onder d, van de regels van het voorliggende plan is bepaald dat de landschappelijke waarde van de met ‘specifieke vorm van waarde - lanenstructuur’ aangeduide laan niet door het vellen/rooien van bomen of het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van overige werkzaamheden mag worden aangetast. De voorzieningenrechter begrijpt de verzoeken van [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen onder meer aldus dat zij de bestaande lanen en groenvoorzieningen willen handhaven. Nu ten opzichte van het vorige plan "Steenderen Dorp" thans wel in een beschermingsregime voor de desbetreffende laan wordt voorzien, bestaat aanleiding om dit gedeelte van het plan niet te schorsen.
11. Gelet op het voorgaande geven de verzoeken aanleiding voor de conclusie dat het besluit van de raad waarbij het bestemmingsplan "Steenderen, herziening bedrijfsterrein Aviko" is vastgesteld, moet worden geschorst voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende industrie", gelegen ten oosten van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - lanenstructuur’, een en ander zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart. Dit betekent dat het plan niet langer van rechtswege in zijn geheel is geschorst, maar enkel is geschorst wat betreft het voornoemde plandeel. Voor het overige treedt het plan met de openbaarmaking van deze uitspraak in werking.
Proceskosten
12. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Wat betreft de door [verzoeker sub 1] en anderen gevorderde kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, overweegt de voorzieningenrechter dat ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in samenhang met de Bijlage bij dat Besluit, slechts een vergoeding wordt toegekend voor verrichte proceshandelingen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2012, in zaak nr. 201110776/1/A2). De kosten van advies bij het opstellen van een op eigen titel ingediend verzoekschrift voldoen niet aan dit uitgangspunt. Evenmin heeft de desbetreffende rechtshulpverlener een van de overige proceshandelingen verricht die ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de gemaakte kosten kan derhalve geen vergoeding worden toegekend.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bronckhorst van 17 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Steenderen, herziening bedrijfsterrein Aviko", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende industrie", gelegen ten oosten van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - lanenstructuur’, een en ander zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Bronckhorst tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 82,32 (zegge: tweeëntachtig euro tweeëndertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
veroordeelt de raad van de gemeente Bronckhorst tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 47,65 (zegge: zevenenveertig euro en vijfenzestig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Bronckhorst aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [verzoeker sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen en € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [verzoeker sub 2] en anderen vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Konings
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016
612.