ECLI:NL:RVS:2016:1057

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
201507470/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang opgelegd aan GrondNet B.V. en bezwaar niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen GrondNet B.V. en het college van gedeputeerde staten van Fryslân. Het college had op 10 april 2014 een last onder bestuursdwang opgelegd aan GrondNet, omdat er volgens het college ontgrondingen waren uitgevoerd zonder de vereiste vergunning op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet. GrondNet ontving dit besluit, maar diende pas op 5 juni 2015 bezwaar in, wat door het college niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

GrondNet betoogde dat zij niet op de hoogte was van een gelijkluidende last die ook aan een andere belanghebbende was opgelegd, en dat dit de reden was voor de vertraging in het indienen van het bezwaar. De Afdeling oordeelde echter dat het college van gedeputeerde staten slechts één besluit had genomen, dat aan meerdere partijen bekendgemaakt moest worden. Hierdoor had GrondNet geen procesbelang bij het indienen van een bezwaar tegen het besluit dat aan de andere partij was gericht, aangezien zij al tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit zelf.

De Afdeling verklaarde het beroep van GrondNet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter Scholten-Hinloopen, en de andere leden van de kamer, van den Broek en Jurgens, waren ook aanwezig. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

201507470/1/R4.
Datum uitspraak: 20 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GrondNet B.V., gevestigd te Heerenveen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2014, kenmerk 01128559/RM/2014/0028, heeft het college van gedeputeerde staten een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat diverse volgens het college in strijd met artikel 3 van de Ontgrondingenwet zonder vergunning uitgevoerde ontgrondingen ongedaan worden gemaakt. Dit besluit is toegezonden aan [belanghebbende].
Bij besluit van 11 augustus 2015 heeft het college van gedeputeerde staten het door GrondNet hiertegen gemaakte bezwaar van 5 juni 2015
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft GrondNet beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2015, waar GrondNet, vertegenwoordigd door W. Fopma, bijgestaan door mr. W.H.R. van Boetzelaer, advocaat te Heerenveen, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. R.G. Mud, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Menameradiel, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door R.F.J. Booma, vergezeld door B. Veerman.
Overwegingen
1. Het college heeft het bezwaar van GrondNet niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
1.1. GrondNet betoogt dat voor haar niet kenbaar was dat het college van gedeputeerde staten op 10 april 2014 niet alleen aan GrondNet een last onder bestuursdwang heeft opgelegd, maar ook een gelijkluidende last onder bestuursdwang aan [belanghebbende], waaruit ook verplichtingen voor GrondNet voortvloeien. Daarom kan GrondNet redelijkerwijs niet worden verweten dat zij niet eerder een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de aan [belanghebbende] opgelegde last, zo stelt zij.
1.2. De Afdeling stelt vast dat het college van gedeputeerde staten op 10 april 2014 onder kenmerk 01128559/RM/2014/0028 één besluit heeft genomen. Dat dit besluit niet alleen aan GrondNet, maar ook aan [belanghebbende] is bekendgemaakt, maakt niet dat sprake is van twee besluiten waartegen GrondNet afzonderlijk moet opkomen om te voorkomen dat zij wordt geconfronteerd met een onherroepelijk besluit. Dat een last onder bestuursdwang aan meerdere partijen moet worden toegezonden volgt immers uit artikel 5:24, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge deze bepaling wordt de last onder bestuursdwang bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Hieruit volgt dat GrondNet geen procesbelang had bij de behandeling van het - door haar ook voorwaardelijk - ingediende bezwaar tegen het besluit van 10 april 2014, voor zover mede aan [belanghebbende] bekendgemaakt, aangezien zij reeds tijdig bezwaar had gemaakt tegen dat besluit. Gelet daarop heeft het college dit later ingekomen bezwaar van GrondNet tegen hetzelfde besluit, zij het op andere gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2. Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016
528.