ECLI:NL:RVS:2016:1046

Raad van State

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
201505775/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kerkdorp Den Hout, herziening IV en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 april 2016 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Kerkdorp Den Hout, herziening IV (Vrachelsestraat-Molenakker)', dat op 26 mei 2015 door de raad van de gemeente Oosterhout was vastgesteld. De vereniging Leefbaarheidswerkgroep Den Hout heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat het plan niet voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en in strijd is met de Flora- en faunawet. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de ontvankelijkheid van de vereniging vastgesteld, omdat zij een rechtstreeks belang heeft bij het besluit. De Afdeling heeft vervolgens de inhoudelijke argumenten van de vereniging beoordeeld, waaronder de bezwaren tegen de noodzaak van de nieuwbouw, de impact op de identiteit van het dorp, en de gevolgen voor de flora en fauna in het plangebied.

De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de raad onvoldoende had aangetoond dat de Flora- en faunawet niet in de weg stond aan de uitvoerbaarheid van het plan. De Afdeling vernietigde het besluit van de raad, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand, omdat het plan in redelijkheid uitvoerbaar bleek te zijn onder bepaalde voorwaarden. De raad werd opgedragen het griffierecht aan de vereniging te vergoeden.

Uitspraak

201505775/1/R2.
Datum uitspraak: 20 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vereniging Leefbaarheidswerkgroep Den Hout (hierna: vereniging Den Hout), gevestigd te Den Hout, gemeente Oosterhout,
appellante,
en
de raad van de gemeente Oosterhout,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkdorp Den Hout, herziening IV (Vrachelsestraat-Molenakker)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft vereniging Den Hout beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2016, waar vereniging Den Hout, vertegenwoordigd door A. Eland en A. Jongevos, en de raad, vertegenwoordigd door ing. S.B. Snoeren en ing. R.K. Janssen, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door S.P.E. van der Zon, zijn verschenen.
Verder is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lithos Bouw en Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek niet gesloten. Er zijn nog stukken ontvangen van vereniging Den Hout. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting en is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
2. Het plan voorziet in elf grondgebonden woningen tussen de Vrachelsestraat en de Molenakker in Den Hout. In het plangebied staan nu een woning en een schuur. Deze zullen vanwege de beoogde nieuwbouw worden gesloopt.
Ontvankelijkheid
3. De raad betoogt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat vereniging Den Hout geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. Daartoe stelt hij dat vereniging Den Hout niet de toekomstige bewoners van de nieuwe woningen vertegenwoordigt. Daarnaast is volgens hem onduidelijk in hoeverre vereniging Den Hout daadwerkelijk opkomt voor de belangen van de direct omwonenden.
3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.2. Voor de vraag of vereniging Den Hout belanghebbende is bij het plan, is bepalend of zij krachtens haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
3.3. Blijkens de statuten heeft de vereniging als doel: "het behartigen van de belangen van haar leden terzake hun woonomgeving in de ruimste zin des woords (…), alles voor zover het betreft het dorp Den Hout en omgeving". Ter zitting is vast komen te staan dat ten minste één van de leden woont in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied.
Voorts verricht vereniging Den Hout naast het voeren van procedures ook feitelijke werkzaamheden in de vorm van het geven van voorlichting, het verstrekken van adviezen en het organiseren van inspreekavonden.
Gelet op het doel van vereniging Den Hout in samenhang met de hiervoor beschreven feitelijke werkzaamheden, behartigt zij een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang, zodat zij belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Het beroep is ontvankelijk.
Inhoudelijk
4. Vereniging Den Hout betwijfelt of er behoefte bestaat aan de te bouwen woningen, nu volgens haar in het dorp thans meer dan dertig vergelijkbare woningen te koop staan. Verder stelt vereniging Den Hout dat een groot deel van de woningen is bestemd voor bewoners van buiten het dorp Den Hout. Voorts voert Vereniging Den Hout aan dat de Woonvisie 2011-2016 (hierna: Woonvisie) vermeldt dat meer woningen voor senioren en starters wenselijk zijn. Daarnaast betoogt zij dat ook volgens het Integraal Dorpsontwikkelingsplan (hierna: iDOP) de woningen dienen te worden gerealiseerd voor deze doelgroepen. De woningen zijn volgens haar evenwel niet bedoeld voor starters of senioren en zullen ook niet zo worden ingericht. Daarnaast ligt de prijsklasse van de beoogde woningen van meer dan € 200.000 ver boven de norm voor een starterswoning.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat er behoefte bestaat aan de te bouwen woningen en dat het plan voldoet aan de Woonvisie. Verder zijn de woningen volgens hem geschikt voor meerdere doelgroepen.
4.2. De Structuurvisie Oosterhout 2013 staat beperkte woningbouw toe binnen Den Hout. De raad heeft ter zitting onbetwist verklaard dat de laatste jaren geen andere nieuwe woningen zijn gebouwd binnen Den Hout, zodat met dit plan een inhaalslag wordt gepleegd. De mogelijkheid dat de nieuwe woningen verkocht worden aan personen van buiten Den Hout, behoefde voor de raad geen aanleiding te vormen om af te zien van de vaststelling van het plan. Voorts ziet de Afdeling, gelet op het gegeven dat de planperiode zich uitstrekt over een periode van tien jaar, in de omstandigheid dat elders in het dorp woningen te koop staan, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat geen behoefte bestaat aan de te bouwen woningen.
Het plan voorziet in verschillende typen woningen, te weten vrijstaande, halfvrijstaande of geschakelde en aaneengebouwde woningen. Deze woningen zijn aldus geschikt voor doelgroepen in verschillende segmenten van de woningmarkt, waaronder starters en ouderen. In de Woonvisie staat dat concrete doelgroepen zoals starters en senioren bij de huisvesting bijzondere aandacht behoeven. Uit de Woonvisie en het iDOP volgt evenwel niet dat woningbouw in Den Hout alleen mag zijn gericht op starters en senioren. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met het gemeentelijke beleid zoals opgenomen in de Woonvisie en het iDOP. Het betoog faalt.
5. Vereniging Den Hout voert aan dat het plangebied in de Stadsvisie Plus 2000-2015 (hierna: Stadsvisie) niet vermeld wordt als mogelijke locatie voor woningbouw. Daarnaast doet het plan in strijd met de Stadsvisie afbreuk aan de identiteit van het dorp en het dorpse karakter van het gebied. In dit verband stelt zij dat het open tot half open bebouwingsbeeld van individuele panden in stand dient te worden gehouden. De beoogde woningen sluiten volgens haar niet aan bij de bebouwingsstructuur van de omgeving en gaan ten koste van het open bebouwingsbeeld van de omgeving.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de beoogde woningen passen binnen de lintbebouwing van Den Hout en dat het plan niet ten koste gaat van de identiteit van het dorp. Verder betoogt de raad dat de woningen zullen worden gebouwd binnen individuele bouwvlakken, waarmee de openheid van het bebouwingsbeeld is gewaarborgd.
5.2. In de Stadsvisie staat dat grootschalige woningbouw binnen de kerkdorpen zoals Den Hout onwenselijk wordt geacht, omdat dit afbreuk zou doen aan de identiteit van het dorp. Wel wordt woningbouw op een kleinere schaal mogelijk geacht, om het draagvlak voor voorzieningen binnen het kerkdorp en het aantal inwoners op peil te houden. Verder vermeldt de Stadsvisie dat bij nieuwe ontwikkelingen de karakteristieke kenmerken van Den Hout en de cultuurhistorische waarden dienen te worden behouden. Belangrijke zichtlijnen vanaf de wegen rondom Den Hout en verspreid staande lintbebouwing dienen te worden gehandhaafd.
De plantoelichting vermeldt dat de woningen zullen aansluiten bij de bebouwingsstructuur van de Vrachelsestraat/Molenakker. Voorts is in de verbeelding de openheid van de bebouwing gewaarborgd door de opname van individuele bouwvlakken voor de hoofdgebouwen. Hiermee blijft een zekere openheid aanwezig tussen de verschillende woningen. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de woningen niet onaanvaardbaar ten koste gaan van het open bebouwingsbeeld en zich terecht op het standpunt gesteld dat de kleinschalige ontwikkeling als opgenomen in het plan past binnen de Stadsvisie. Het betoog faalt.
6. Vereniging Den Hout voert aan dat het plan in strijd met het iDOP leidt tot de sloop van een karakteristieke en beeldbepalende boerderij in het plangebied. Daarnaast betoogt zij dat de raad ten onrechte het advies van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (hierna: RACM) van 29 juni 2007 naast zich neer heeft gelegd. In dit advies wordt voorgesteld om de boerderij in te passen. De raad heeft volgens vereniging Den Hout onvoldoende aangetoond dat het behoud van de huidige boerderij leidt tot een slechtere verkaveling of dat de schuur in slechte staat zou verkeren. Voorts stelt Vereniging Den Hout dat de raad bij de beantwoording van de zienswijze niet is ingegaan op haar stelling over het iDOP en dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
6.1. De raad stelt dat de RACM een positief advies heeft uitgebracht over het plan. Verder stelt de raad dat is onderzocht of de bestaande schuur bij de boerderij kan worden behouden en hierbinnen appartementen zouden kunnen worden ingericht. Dit is volgens hem evenwel niet mogelijk vanwege de slechte bouwkundige staat hiervan.
6.2. De reactienota zienswijzen vermeldt dat het gemeentelijke beleid is betrokken bij de integrale belangenafweging en de vaststelling van het plan. Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument met betrekking tot het iDOP ter ondersteuning van de zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
6.3. Volgens Lithos Bouw en Ontwikkeling is het niet mogelijk om de woonboerderij met schuur te behouden vanwege de bouwkundige staat hiervan. Het standpunt dat de bouwtechnische staat van de schuur slecht is, wordt bevestigd door het advies van de RACM van 29 juni 2007. In het iDOP staat dat deze schuur behouden is gebleven als een beeldbepalend element. Uit het iDop volgt evenwel niet dat de bebouwing vanwege de cultuurhistorische waarde hiervan behouden zou dienen te blijven. Voorts is gebleken dat het hier niet gaat om een rijks- of gemeentemonument. Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het vaststellen van een planologisch regime waarin de bestaande bebouwing behouden blijft. Het betoog faalt.
7. Voor zover vereniging Den Hout aanvoert dat de beoogde bebouwing niet aansluit bij de gemeentelijke welstandscriteria voor bebouwing geldt dat deze welstandsaspecten niet aan de orde kunnnen komen in de bestemmingsplanprocedure. Overigens kan dit wel aan de orde komen bij een eventuele verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van deze woningen. Het betoog faalt.
8. Vereniging Den Hout voert aan dat het plan zal leiden tot parkeerproblemen. Het plan voorziet per woning in twee parkeerplaatsen op eigen terrein, die volgens haar alleen maar achter elkaar kunnen worden gesitueerd. Bij deze situering is het volgens vereniging Den Hout maar beperkt mogelijk om een perceel op of af te rijden, zodat er meer op straat zal worden geparkeerd dan voorzien. Zij stelt dat niet is uitgesloten dat auto’s ook zullen parkeren langs de Vrachelsestraat, een doorgaande ontsluitingsweg. Indien auto’s illegaal parkeren langs de kant van de Vrachelsestraat kan dit leiden tot verkeersonveilige situaties.
8.1. Volgens het gemeentelijke parkeerbeleid als opgenomen in "Stilstaan in de toekomst; parkeerbeleid op de middellange termijn (2020)", vastgesteld op 15 december 2009, geldt een parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen per (dure) woning. Vereniging Den Hout heeft deze parkeernorm niet betwist. Ingevolge artikel 14, lid 14.2, onder a, van de planregels dient bij de bouw van deze woningen te worden voldaan aan deze parkeernorm. Op een afbeelding in de plantoelichting is te zien dat Lithos Bouw en Ontwikkeling bij de beoogde woningen een oprit beoogt aan te leggen waarop per woning twee parkeerplaatsen zullen worden gesitueerd. De omstandigheid dat deze twee parkeerplaatsen per woning in sommige gevallen niet anders dan achter elkaar kunnen worden aangelegd en het parkeren daardoor enigszins wordt bemoeilijkt, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat daarmee niet aan de parkeernorm kan worden voldaan.
Omdat is voorzien in voldoende parkeergelegenheid, bestaat voor bewoners en bezoekers van de nieuwe woningen geen noodzaak om langs de Vrachelsestraat buiten de aldaar aangegeven parkeerplaatsen te parkeren. Voor zover toch wordt overgegaan tot illegaal parkeren, geldt dat het hier een handhavingskwestie betreft, die als zodanig in deze procedure niet aan de orde kan komen. Het betoog faalt.
9. Vereniging Den Hout voert aan dat de raad heeft verzuimd om de impact van de nieuwe woningen op het akoestische klimaat van de bestaande woningen te betrekken. Hierbij stelt zij dat de nieuwe woningen aan de Vrachelsestraat door reflectie een hogere geluidbelasting op bestaande woningen tot gevolg zullen hebben.
9.1. Het onderzoeksbureau AV Consulting heeft een akoestisch onderzoek verricht naar het wegverkeerslawaai ter hoogte van de beoogde woningen aan de Vrachelsestraat. Het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai nieuwbouw woningen Vrachelsestraat/Molenakker te Den Hout" van 25 november 2011 geeft een beeld van de akoestische situatie ter plaatse. Het gaat hier om een niet ongebruikelijke situatie waarbij, net zoals elders aan de Vrachelsestraat, ter hoogte van het plangebied aan weerszijden van de weg woningen komen te staan. Vereniging Den Hout heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van het standpunt van de raad dat, anders dan op andere locaties aan de Vrachelsestraat, de geluidsreflectie door de te bouwen woningen dusdanig is, dat de geluidsbelasting op de bestaande woningen aan de overzijde van de weg onaanvaardbaar zal zijn. Het betoog faalt.
10. Vereniging Den Hout voert aan dat het plan niet had mogen worden vastgesteld vanwege de aanwezigheid van beschermde vleermuissoorten en huismussen in het plangebied. De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) staat een dergelijke ontwikkeling pas toe wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De bepaling in de planregels dat de bestaande gebouwen pas mogen worden gesloopt, nadat uit onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen of nestplaatsen is uit te sluiten, had volgens haar niet mogen worden opgenomen in het plan. Vereniging Den Hout betoogt dat de voorgestane ontwikkeling in strijd is met de Ffw en daarom niet kan doorgaan.
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op basis van de verrichte quick scan kan worden geconstateerd dat er vanuit het oogpunt van de Ffw geen belemmeringen zijn om het plan uit te voeren. Als er een ontheffing op grond van de Ffw noodzakelijk is, kan deze volgens hem worden verleend. Verder betoogt de raad dat in de planregels een bepaling met een voorwaarde is opgenomen ten behoeve van de sloop van bestaande gebouwen, zodat eventueel aanwezige diersoorten worden beschermd.
10.2. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw worden als beschermde inheemse diersoort aangemerkt alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten.
Ingevolge artikel 11 van de Ffw is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Ingevolge artikel 75, derde lid, kan de minister ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 15a.
Ingevolge het zesde lid, aanhef en onder c, wordt voor soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor soorten vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, vrijstelling of ontheffing slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.
Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Vrijstellingsbesluit) zijn als andere belangen als bedoeld in artikel 75, vijfde (lees: zesde) lid aanhef en onder c, van de Ffw aangewezen de aldaar onder a. tot en met j. genoemde belangen.
Ingevolge artikel 2c, eerste lid, aanhef en onder a, kan met betrekking tot de diersoorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, van de artikelen 9 tot en met 12 van de wet slechts vrijstelling of ontheffing worden verleend ten behoeve van de belangen, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen a, b, c, d, e of f.
Ingevolge artikel 2d, eerste lid, aanhef en onder a, kan met betrekking tot de vogelsoorten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet van de artikelen 9 tot en met 12 van de wet slechts vrijstelling of ontheffing worden verleend ten behoeve van de belangen genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen a, b, c of d.
Ingevolge artikel 5, lid 5.6, onder 5.6.1, van de planregels mogen de bestaande gebouwen pas gesloopt worden nadat uit onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuissoorten en/of nestplaatsen van de huismus zijn uit te sluiten.
Ingevolge dat lid, onder 5.6.2, geldt dat, mocht uit het onderzoek blijken dat overtreding van de Ffw niet voorkomen kan worden, de bestaande gebouwen pas gesloopt mogen worden nadat de ontheffing Ffw is verleend.
10.3. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
In artikel 5, lid 5.6, onder 5.6.2, van de planregels is bepaald dat sloop van de bestaande gebouwen pas mag plaats vinden nadat een ontheffing, indien noodzakelijk, van de in de Ffw opgenomen verbodsbepalingen is verleend. Met deze bepaling blijft de vraag of een dergelijke ontheffing ook binnen de planperiode kan worden verleend onbeantwoord.
Uit het rapport "quick scan flora en fauna, realisatie woningen Vrachelsestraat/Molenakker, Den Hout" van 3 februari 2015 van het onderzoeksbureau SAB volgt dat de bestaande schuur en het woonhuis in het plangebied potentiële verblijfplaatsen bevatten voor de gewone dwergvleermuis en de huismus. Met de beoogde sloop van de schuur en het woonhuis gaan mogelijk beschermde verblijfplaatsen verloren. SAB acht daarom een nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Als verblijfplaatsen van deze beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn in de bestaande bebouwing, is een ontheffing van de in de Ffw opgenomen verbodsbepalingen noodzakelijk. Het onderzoeksrapport vermeldt dat in alle redelijkheid te verwachten is dat een dergelijke ontheffing zal worden verleend. Deze stelling is herhaald in de memo mitigerende maatregelen vleermuis en huismus van SAB van 19 februari 2015. Hierin is tevens vermeld dat een nader onderzoek naar de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis en de huismus niet meer zal plaatsvinden vóór de vaststelling van het plan, zodat vooralsnog van de aanwezigheid van die soorten wordt uitgegaan. De Afdeling kan de stelling dat te verwachten is dat een ontheffing zal worden verleend niet volgen. De gewone dwergvleermuis is vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. De huismus is een vogel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Ffw. Gelet op de artikelen 2c, eerste lid, aanhef en onder a, en 2d, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vrijstellingsbesluit kan voor beide soorten slechts ontheffing worden verleend met het oog op een beperkt aantal belangen zoals genoemd in artikel 2, derde lid, van het Vrijstellingsbesluit. De raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat één van die belangen zich in dit geval ten aanzien van deze diersoorten voordoet. Gelet hierop heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat hij er ten tijde van het bestreden besluit op voorhand in redelijkheid van mocht uitgaan dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zou staan. Het betoog slaagt.
Conclusie
11. In hetgeen vereniging Den Hout heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
In stand laten van de rechtsgevolgen
12. Bij brief van 2 februari 2016 heeft de raad het Flora- en faunaonderzoek "Vrachelsestraat & Molenakker Den Hout" van 28 januari 2016 ingediend. In dit rapport wordt uiteengezet in welke mate vleermuizen en huismussen gebruik maken van het plangebied en of derhalve voor de uitvoering van het plan een ontheffing van de Ffw noodzakelijk is. Met het oog op een finale beslechting van het geschil ziet de Afdeling aanleiding te bezien of dit rapport aanleiding geeft tot het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit.
12.1. Vereniging Den Hout betoogt dat ook uit dit recente natuurraport volgt dat het plan in strijd is met de Ffw. In het rapport wordt namelijk aangegeven dat de functionaliteit van een struikenhaag in combinatie met drie zomereiken noodzakelijk is om overtreding van de Ffw te voorkomen. In het gebied waarin deze elementen liggen voorziet het plan evenwel in tuinen en opritten, aldus vereniging Den Hout.
12.2. Uit het onderzoeksrapport van 28 januari 2016 volgt dat geen vaste rust- en verblijfplaatsen, essentieel foerageergebied en essentiële vliegroutes van de gewone dwergvleermuis in het plangebied aanwezig zijn. Ook zijn er geen nestplaatsen van de huismus aanwezig. Wel zijn een essentiële beschutting en een essentiële voedselvoorziening voor de huismus in de vorm van een struikenhaag in combinatie met drie zomereiken aanwezig in het plangebied. Volgens het rapport is het noodzakelijk dat minimaal 175 m2 van de struikenhaag behouden blijft. Dit oppervlak beslaat slechts een beperkt deel van de gronden van het plangebied buiten de bouwvlakken. De planregels voorzien zowel binnen de bestemming "Tuin" als binnen de bestemming "Wonen" in tuinen en groenvoorzieningen. Het plan staat daarmee niet in de weg aan het behoud van de struikenhaag en zomereiken. Voorts is het noodzakelijke oppervlak niet zodanig dat het de aanleg van opritten onmogelijk maakt.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad op basis van dit onderzoeksrapport in redelijkheid ervan mogen uitgaan dat de Ffw niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid. De Afdeling ziet derhalve aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten.
Proceskosten
13. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 26 mei 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kerkdorp Den Hout, herziening IV (Vrachelsestraat-Molenakker)";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Oosterhout aan de vereniging Leefbaarheidswerkgroep Den Hout het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Lap
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016
288-656.