ECLI:NL:RVS:2016:1008

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
201505837/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen ontheffing Flora- en faunawet

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A], [appellant B] en [appellante C] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 25 juni 2015. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Economische Zaken op 6 oktober 2014 een ontheffing had verleend aan Natuurbegraven Nederland B.V. op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Dit besluit werd genomen in het kader van de realisatie van een natuurbegraafplaats in Schaijk, waarbij kap-, graaf- en bouwwerkzaamheden zouden plaatsvinden. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze ontheffing op 3 april 2015 niet-ontvankelijk.

Tijdens de zitting op 15 maart 2016 werd door Natuurbegraven Nederland aangevoerd dat [appellant] geen procesbelang meer had, omdat de vergunning inmiddels was verleend en de werkzaamheden al waren uitgevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat [appellant] niet had voldaan aan de vereisten voor vergoeding van proceskosten en er geen aanleiding was voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De uitspraak van de Raad van State werd op 13 april 2016 openbaar gemaakt, waarbij de kostenveroordeling niet aan de orde kwam.

Uitspraak

201505837/1/A3.
Datum uitspraak: 13 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en [appellante C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), alle wonend dan wel gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 juni 2015 in zaken nrs. 15/1128 en 15/1098 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Economische Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2014 heeft de staatssecretaris aan Natuurbegraven Nederland B.V. op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) een ontheffing verleend.
Bij besluit van 3 april 2015 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Natuurbegraven Nederland heeft een reactie ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2016, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. P.A. Luschen, werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Natuurbegraven Nederland, vertegenwoordigd door W.J.P. Peters, bijgestaan door mr. J.A. Bekke, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, gehoord.
Overwegingen
1. Aan Natuurbegraven Nederland is bij besluit van 6 oktober 2014 ontheffing verleend van het verbod in artikel 11 van de Ffw, voor zover dit betreft het verstoren van holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de das, voor de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 november 2015. De ontheffing heeft betrekking op de realisatie van Natuurbegraafplaats Maashorst aan de Franse Baan 2 te Schaijk. Ten behoeve hiervan worden kap-, graaf- en bouwwerkzaamheden uitgevoerd.
2. Natuurbegraven Nederland heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat [appellant] geen procesbelang meer heeft, omdat de vergunning is verleend tot en met november 2015 en eenmaal is verlengd tot en met december 2015. De kap-, graaf- en bouwwerkzaamheden zijn reeds uitgevoerd, aldus Natuurbegraven Nederland B.V.
2.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge het derde lid wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.
2.2. Het betoog van [appellant] dat hij nog procesbelang heeft in verband met de kosten die hij heeft gemaakt voor het voeren van een procedure, treft geen doel. De kosten die [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt komen reeds niet voor vergoeding in aanmerking omdat, nu hij de staatssecretaris niet tijdens de bezwaarprocedure om vergoeding van deze kosten heeft verzocht, niet is voldaan aan artikel 7:15, derde lid, van de Awb. Voorts vormt de vraag of een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van die wet moet worden uitgesproken volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 november 2013, 201302344/1/A3) onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Nell
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2016
597.