ECLI:NL:RVS:2015:994

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
201401124/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag voor contra-expertise door het COa

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 8 januari 2014 het beroep van drie vreemdelingen gegrond verklaard en het besluit van het COa van 27 mei 2013 vernietigd. Dit besluit betrof de afwijzing van de aanvraag van de vreemdelingen om toestemming voor het maken van kosten voor een contra-expertise ter bestrijding van adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA). De vreemdelingen stelden dat hun uitzetting wegens hun medische toestand zou leiden tot een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 oktober 2014 behandeld. Het COa voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. Het COa betoogde dat de psycholoog die de contra-expertise zou opstellen niet onafhankelijk was, omdat deze eerder rapportages had opgesteld die door het BMA waren gebruikt. De Raad van State oordeelde echter dat het COa niet had beoordeeld of de kosten van het onderzoek door de psycholoog noodzakelijke kosten waren, zoals bedoeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het COa de aanvraag niet zonder meer had mogen afwijzen. Het COa werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 490,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201401124/1/V1.
datum uitspraak: 26 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 januari 2014 in zaak nr. 13/13938 in het geding tussen:
[vreemdeling 1]en [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2013 (hierna: het besluit) heeft het COa een aanvraag van de vreemdelingen om toestemming voor het maken van kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise (hierna: de contra-expertise) ter bestrijding van adviezen van het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) afgewezen. Het besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 8 januari 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdelingen hebben een verweerschrift ingediend.
Het COa heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2014, waar het COa, vertegenwoordigd door mr. I.A. van der Valk-in 't Veen, is verschenen.
Overwegingen
1. Het BMA heeft op verzoek van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie onderscheiden adviezen van 26 februari 2013 (hierna: de BMA-adviezen) opgesteld in het kader van de asielprocedure van de vreemdelingen, in verband met de vraag of hun uitzetting wegens hun medische toestand leidt tot een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het BMA heeft hierbij rapportages van 2 november 2012 betrokken die een psycholoog (hierna: de psycholoog) in opdracht van de vreemdelingen over hun medische toestand heeft gemaakt en die zij in hun asielprocedure hebben ingebracht.
2. Het COa klaagt in de enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa het besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door aan zijn standpunt dat de kosten van de contra-expertise geen noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 ten grondslag te leggen dat de psycholoog als beoogde opsteller van de contra-expertise niet onafhankelijk en objectief is. Het COa voert daartoe aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een contra-expertise inhoudt dat een deskundige een door een andere deskundige uitgevoerd onderzoek en het hieraan ten grondslag liggende feitenmateriaal beoordeelt. Nu de contra-expertise een beoordeling moet inhouden van de BMA-adviezen en de informatie waarop het BMA zich heeft gebaseerd, zou de psycholoog zijn eigen rapportages aan een onderzoek moeten onderwerpen. Dit brengt niet alleen met zich dat de aanvraag geen contra-expertise betreft als hiervoor bedoeld maar ook dat de psycholoog de hiervoor vereiste objectiviteit en onafhankelijkheid mist, aldus het COa.
2.1. Het COa heeft de vreemdelingen bij brief van 11 april 2013 gevraagd hun aanvraag toe te lichten. Uit de toelichting van de vreemdelingen van 15 april 2013 en bijbehorende bijlagen, waaronder de BMA-adviezen, blijkt hetgeen onder 1 is weergegeven.
2.2. Het COa heeft ter zitting bij de Afdeling toegelicht dat het niet in een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft neergelegd wat het verstaat onder een contra-expertise en dat het de aanvraag van de vreemdelingen heeft aangemerkt als een aanvraag om toestemming voor het maken van kosten voor een contra-expertise omdat de vreemdelingen hierom letterlijk hebben verzocht.
2.3. Nu het voor de vreemdelingen niet kenbaar was wat het COa verstaat onder een contra-expertise, had het COa hun aanvraag niet zonder meer mogen aanmerken als een aanvraag om toestemming voor het maken van kosten voor een contra-expertise alleen omdat dat laatste de term is die letterlijk in de aanvraag is gebezigd, maar had het acht moeten slaan op de gegeven toelichting waaruit volgt dat de aanvraag ziet op de kosten van een onderzoek door de psycholoog in reactie op de BMA-adviezen. Nu het COa niet heeft beoordeeld of de kosten van dat onderzoek noodzakelijke kosten zijn als hiervoor bedoeld, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het COa het besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
Reeds hierom faalt de grief.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Het COa moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Groeneweg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2015
32-716.