201401906/1/R4.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
appellant,
en
de raad van de gemeente Menterwolde,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2014, kenmerk 4/9, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Menterwolde" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft het college beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de Coöperatieve Vereniging Duurzaam Menterwolde U.A. (hierna: de vereniging) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door R. Hazekamp, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de vereniging, vertegenwoordigd door R.M.J. Lanting.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het college richt zich in beroep tegen de wijzigingsbevoegdheid in artikel 50, lid h, van de planregels. Het college voert aan dat deze wijzigingsbevoegdheid in strijd met de Omgevingsverordening provincie Groningen (hierna: de verordening) weides met zonnecollectoren in het buitengebied mogelijk maakt. De planregel is derhalve in strijd met de verordening, aldus het college.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat hoewel de bepaling in artikel 50, lid h, van de planregels in strijd is met de verordening, de bepaling toch aanvaardbaar wordt geacht in het licht van de wens om bij te dragen aan aspecten van duurzaamheid en milieubewustzijn in de gemeente. Tevens betoogt de raad dat een nieuwe omgevingsverordening in voorbereiding is die grootschalige opwekking van zonne-energie op bepaalde locaties in het buitengebied wel mogelijk maakt en dat de wijzigingsbevoegdheid voldoende waarborgen bevat om onevenredige aantasting van het landschap en de omgeving te voorkomen.
4. Ingevolge artikel 50, aanhef en sub h, van de planregels kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat zonnecollectoren anders dan op daken van bouwwerken worden geplaatst, ten behoeve waarvan ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zonneweide" wordt aangebracht, mits:
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor de grootschalige winning van energie met de zon als bron;
2. de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5. Ingevolge artikel 4.27, eerste lid, van de verordening voorziet een bestemmingsplan niet in nieuw ruimtebeslag ten behoeve van, noch in nieuwvestiging van niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zoals wonen, niet- agrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie, anders dan extensieve recreatie.
6. Gezien de tekst van artikel 4.27, eerste lid, van de verordening, die hierboven is geciteerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat onduidelijk is wat moet worden verstaan onder ‘niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies’. Het niet nader onderbouwde betoog van de vereniging dat tot het tegendeel strekt, faalt.
De Afdeling stelt voorts vast dat de wijzigingsbevoegdheid in artikel 50, lid h, van de planregels in het plan is opgenomen ten behoeve van een niet functioneel aan het buitengebied gebonden functie, namelijk de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf met als doel grootschalige winning van zonne-energie. Gelet hierop is de wijzigingsbevoegdheid in strijd met artikel 4.27, eerste lid, van de verordening.
Voor zover de raad en de vereniging erop hebben gewezen dat een nieuwe omgevingsverordening wordt voorbereid, overweegt de Afdeling het volgende. De toetsing van het bestreden besluit door de Afdeling wordt verricht aan de hand van de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Nu het ontwerp voor de Omgevingsverordening 2015 op 10 maart 2015 ter inzage is gelegd, kan dit ontwerp niet worden betrokken bij de beoordeling van het thans voorliggende geschil. Dat het college om die reden niet in redelijkheid beroep tegen het besluit heeft kunnen instellen, zoals de vereniging stelt, volgt de Afdeling dan ook evenmin.
7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient, voor zover het artikel 50, lid h, van de planregels betreft, te worden vernietigd.
8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Menterwolde van 14 november 2013, kenmerk 4/9, voor zover betreft het artikel 50, lid h, van de planregels;
III. draagt de raad van de gemeente Menterwolde op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Menterwolde aan het college van gedeputeerde staten van Groningen het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
545.