201500075/2/R3.
Datum uitspraak: 20 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
en
1. de raad van de gemeente Geertruidenberg
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Keizersdijk 14-24 Raamsdonksveer" vastgesteld.
Bij besluit van 10 november 2014 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt, dagwinkels en het verbouwen van een bestaand pand.
Tegen deze besluiten heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De besloten vennootschap Kikx Development B.V. heeft, als belanghebbende, een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad en het college, vertegenwoordigd door M. de Leeuw en ing. I.A.G.J. Spapens-Reijnders, beiden werkzaam bij de gemeente, en drs. R. Bak, werkzaam bij Rho adviseurs, zijn verschenen. Tevens is Kikx Development B.V., vertegenwoordigd door ing. F.A.J. Rijns en mr. C.B. van Sliedregt, bijgestaan door mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Deze bestreden besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
3. Het verzoeken strekt ertoe de voornoemde besluiten van de raad en het college te schorsen teneinde te voorkomen dat de bouwwerkzaamheden worden gestart.
4. Over het betoog van [verzoeker] dat de supermarkt zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Blijkens het akoestisch rapport van EGM adviseurs van 4 april 2014, kenmerk B13127.00 R007, treedt ter plaatse van de achtergevels en de kopgevels van de naast de supermarkt gelegen panden aan de Keizersdijk, waaronder het pand van [verzoeker], geen overschrijding van de gestelde grenswaarden uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer op. Aangezien de laad- en losactiviteiten alleen in de dagperiode plaatsvinden, behoeft gelet op artikel 2.17, eerste lid, onder b, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ten behoeve van deze activiteiten niet getoetst te worden aan de voorschriften ten aanzien van de piekgeluidniveaus. Gelet op de resultaten van het onderzoek bestaat geen grond voor het oordeel dat de geluidhinder als gevolg van de supermarkt zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [verzoeker].
5. Over het betoog van [verzoeker] dat als gevolg van de bouw van de supermarkt het zonlicht op zijn perceel zal afnemen, overweegt de voorzieningenrechter dat er een bezonningstudie is verricht om inzicht te krijgen in de schaduwwerking op het pand en de tuin van [verzoeker]. In het rapport van CroonenBuro5 van 31 juli 2014 staat dat in de lente en herfst er met name in de eerste helft van de ochtend sprake is van een toename van schaduwwerking. In de tweede helft van de ochtend is deze toename gering. Na de ochtend is deze schaduwwerking verdwenen. In de zomer is er geen schaduwwerking en in de winter is er geen toename van schaduwwerking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich gelet op deze conclusie in het rapport in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat slechts sprake is van een beperkte invloed van de bouw op het aantal zonuren op het perceel van [verzoeker] en dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
6. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over het verlies van zijn privacy ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat een goed woon- en leefklimaat niet is gewaarborgd.
7. [verzoeker] vreest verder voor een onveilige verkeerssituatie op het fiets- en voetpad naast zijn perceel als gevolg van het vrachtverkeer van en naar de supermarkt, dat volgens hem op het pad zal moeten keren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat er een dusdanige onveilige verkeerssituatie zal ontstaan dat dit aan de bouw van de supermarkt in de weg staat.
8. [verzoeker] vreest schade aan zijn pand als gevolg van de bouwwerkzaamheden. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat dit geen betrekking heeft op het plan en de omgevingsvergunning zelf maar op de uitvoering. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.
9. De overige bezwaren van [verzoeker] zijn niet gericht tegen het voorliggende plan en de omgevingsvergunning, maar tegen oude dan wel toekomstige bestemmingsplannen. Deze bezwaren kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
10. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen kunnen houden. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Brock
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2015
177-603.