ECLI:NL:RVS:2015:975

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
201501601/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake exploitatievergunning horecabedrijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 maart 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster] tegen de burgemeester van Hoogezand-Sappemeer, naar aanleiding van een besluit van 18 december 2014 waarin de burgemeester de eerder toegewezen aanvraag voor een exploitatievergunning voor een horecabedrijf afwees. De burgemeester had de aanvraag afgewezen omdat het gebruik van het pand als café in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van [verzoekster] tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna [verzoekster] in hoger beroep ging en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 12 maart 2015 werd het verzoek behandeld. [Verzoekster] stelde dat zij een spoedeisend belang had bij het treffen van de voorziening, omdat het gesloten houden van het horecabedrijf zou leiden tot schade. De voorzieningenrechter overwoog echter dat de vragen in deze procedure niet voor beoordeling geschikt waren en dat de bodemprocedure de juiste plek was voor deze beoordeling. Hoewel het aannemelijk was dat [verzoekster] schade zou lijden door de afwijzing van de vergunning, was er geen spoedeisend belang aangetoond. De burgemeester had ter zitting aangegeven dat, indien [verzoekster] een nieuwe aanvraag zou indienen, deze waarschijnlijk zou worden toegewezen, maar [verzoekster] had geen nieuwe aanvraag ingediend.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.

Uitspraak

201501601/2/A3.
Datum uitspraak: 19 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) van 24 februari 2015 in zaken nrs. 15/341 en 15/465 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de burgemeester van Hoogezand-Sappemeer.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2014 heeft de burgemeester de aanvraag van [verzoekster] om een vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf op het adres [locatie] te [plaats] toegewezen.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft de burgemeester het door [belanghebbende] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de aanvraag van [verzoekster] alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 24 februari 2015 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 maart 2015, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en de burgemeester, vertegenwoordigd door R. Top-van Houdt, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende] en anderen, in de persoon van [belanghebbende], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Blijkens de aanvraag om een exploitatievergunning bestaat het horecabedrijf uit een restaurant op de begane grond en een café op de eerste verdieping. Bij het besluit van 18 december 2014 heeft de burgemeester die aanvraag afgewezen, omdat het gebruik van het pand als café in strijd is met de bestemming "horeca tot en met horecacategorie 2" die ingevolge het bestemmingsplan "Woongebieden" op het perceel rust. Volgens de burgemeester wordt het gebruik als café niet door het gebruiksovergangsrecht van dit bestemmingsplan beschermd, nu dat gebruik eveneens in strijd was met de bestemming "horecadoeleinden, categorie II" die ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Noorderstraat" op het perceel rustte.
2. Het verzoek strekt ertoe het besluit van 18 december 2014 en de aangevallen uitspraak te schorsen, althans de voorziening te treffen dat het [verzoekster] wordt toegestaan het horecabedrijf te exploiteren.
Volgens [verzoekster] heeft zij een spoedeisend belang bij het treffen van deze voorziening om schade die ontstaat door het gesloten houden van het horecabedrijf te beperken.
3. De in dit geding voorliggende vragen lenen zich niet voor beoordeling in deze procedure en zullen in de bodemprocedure beoordeeld moeten worden.
4. Hoewel aannemelijk is dat [verzoekster] als gevolg van de afwijzing van de aanvraag om exploitatievergunning schade lijdt wegens inkomstenderving, ziet de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding om het voor het kunnen treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang aan te nemen. [verzoekster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door het niet kunnen exploiteren van het horecabedrijf in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure in een financiële noodsituatie komt te verkeren. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de burgemeester ter zitting te kennen heeft gegeven, hetgeen [verzoekster] heeft erkend, dat haar is toegezegd dat, indien zij opnieuw een aanvraag om een vergunning voor de exploitatie van het restaurant zou indienen, die aanvraag zou worden toegewezen. Zij heeft echter geen nieuwe aanvraag ingediend.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Klein
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2015
176-741.