201407176/1/A4.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2014 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in het stadsdeel Haagse Hout, wijk 65: Bezuidenhout Midden te Den Haag.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Helm, ir. H.W. Terlouw en ir. J.H. Kiestra, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college onder meer stadsdeel Haagse Hout, Bezuidenhout Midden aangewezen als buurt waar van ORAC's gebruik moet gaan worden gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft het college, door vaststelling van een plaatsingsplan, de concrete locaties aangewezen waar de ORAC's worden geplaatst. Onder meer wordt voorzien in de plaatsing van drie naast elkaar gelegen ORAC's aan de De Carpentierstraat op locatie 65-01.
2. Bij de vaststelling van het plaatsingsplan heeft het college de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn "Kadervoorstel ondergrondse inzamelcontainers voor restafval" met kenmerk RIS 160943 (hierna: de randvoorwaarden) gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
"- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!).
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!).
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden."
3. Bij de keuze van een locatie voor ORAC's dient het college een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. Daarbij heeft het college beleidsvrijheid. De Afdeling toetst de keuze van het college terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
4. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte locatie 65-01 heeft aangewezen voor de plaatsing van ORAC's. Hij stelt dat de ORAC's op korte afstand van woningen en derhalve van slaapkamers komen te staan, hetgeen zal leiden tot geluidhinder. Ter zitting heeft [appellant] nader toegelicht dat het geluidhinder vanwege het legen van de afvalcontainers, met name op zondagen, betreft. Ook vreest hij zwerfafval door de komst van de ORAC's.
4.1. Het college heeft gesteld dat bij het plaatsen van ORAC's een minimale afstand van 1,5 meter tussen de gevels en de ORAC's wordt aangehouden en dat de afstand in de onderhavige situatie 2,64 meter bedraagt. Dit is ter zitting door [appellant] erkend. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de ORAC's op werkdagen tussen 07:00 uur en 22:00 uur worden geleegd en het legen 5 tot 10 minuten duurt. Ter zitting heeft het college betoogd dat het legen van ORAC's op zondag een uitzondering is en alleen naar aanleiding van meldingen over volle containers of rondom feestdagen gebeurt. Het college stelt dat de mogelijke geluidhinder, gelet op het vorenstaande, binnen aanvaardbare grenzen blijft. Voorts worden de ORAC's twee keer per week geleegd en wordt opgetreden tegen bewoners die de ORAC's niet juist gebruiken, aldus het college. Indien er vuil rondom een ORAC wordt aangetroffen, kan hiervan een melding worden gemaakt. Het college betoogt dat de handhaving wordt geïntensiveerd en dat in andere stadsdelen de ervaring is dat straten met ORAC's veel schoner zijn dan voor de komst van de ORAC's.
4.2. Gelet op de motivering van het college ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft. Het college heeft verder terecht gesteld dat mogelijk zwerfafval een kwestie van handhaving is. Het college heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot de afstand, geluidhinder en het zwerfafval in redelijkheid geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van de aanwijzing van locatie 65-01 voor de plaatsing van ORAC's.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat plaatsing van de ORAC's op locatie 65-01 ten koste zal gaan van een of meer parkeerplaatsen, terwijl in de De Carpentierstraat waar deze locatie is gesitueerd reeds een tekort bestaat aan parkeerplaatsen. Volgens hem had het college ermee rekening moeten houden dat de De Carpentierstraat een bijzonder geval is, omdat de parkeerdruk vanwege de aanwezige kantoorpanden tijdens kantooruren het hoogst is, terwijl de parkeerdruk in andere delen van de wijk de avonden betreft.
5.1. In de nota van antwoord heeft het college toegelicht dat bij het bepalen van de locaties voor het plaatsen van ORAC's het aantal te vervallen parkeerplaatsen tot een minimum wordt beperkt. Het college stelt dat op wijkniveau wordt gekeken naar de parkeerdruk. Volgens het college zal de parkeerdruk in de wijk na de plaatsing van de ORAC's niet stijgen boven de 90%, zodat geen parkeerprobleem ontstaat. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de aanwezigheid van kantoorpanden in de De Carpentierstraat geen bijzondere situatie oplevert, omdat deze situatie op veel plaatsen in Den Haag voorkomt. Het college heeft betoogd dat de parkeerdruk op verschillende tijdstippen, te weten in de ochtend, de middag en de avond, wordt bekeken, zodat een zo volledig mogelijk beeld wordt verkregen.
5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 26 maart 2014 in zaak nr. 201306957/1/A4) kon het college er in redelijkheid voor kiezen de parkeerdruk op wijkniveau te beoordelen. Nu de parkeerdruk in de wijk na de plaatsing van de ORAC's niet zal stijgen boven de 90% hoefde het college in de omstandigheid dat plaatsing van de ORAC's op locatie 65-01 leidt tot het verlies van twee parkeerplaatsen, geen aanleiding te vinden om af te zien van de aanwijzing van die locatie.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt dat alternatieve locaties aanwezig zijn voor het plaatsen van de ORAC's die volgens hem geschikter zijn dan de bij het bestreden besluit aangewezen locatie 65-01. Het college heeft deze alternatieve locaties volgens hem ten onrechte afgewezen. [appellant] wijst op een locatie ter hoogte van de Bezuidenhoutseweg 154, omdat daar al bovengrondse containers aanwezig zijn. Het argument van het college dat het gevaarlijk is om voor die locatie de straat over te moeten steken, is volgens [appellant] onvoldoende om de locatie af te wijzen. Ook wijst [appellant] op de Helenastraat waarin slechts scholen in plaats van huizen zijn gevestigd. De gemiddelde loopafstand naar deze alternatieve locatie is gelijk aan die naar locatie 65-01, aldus [appellant]. Daarnaast betoogt [appellant] dat locatie 65-01 kan komen te vervallen, omdat er voldoende ORAC's in de omgeving aanwezig zijn.
6.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het oversteken van de Bezuidenhoutseweg niet wenselijk is in verband met de veiligheid. Ter zitting heeft het college toegelicht dat volgens de door hem gehanteerde randvoorwaarden bij de route van huisdeur naar container een kruising met hoofdroutes moet worden vermeden. De locatie op de Helenastraat ligt volgens het college vol kabels en leidingen en daarnaast loopt de stadsverwarming daar ondergronds. Ter zitting heeft het college dit aan de hand van kaarten laten zien. Ook wordt met de alternatieve locatie op de Helenastraat de maximale loopafstand van enkele bewoners van de De Carpentierstraat en de Bezuidenhoutseweg overschreden. Bij het laten vervallen van locatie 65-01 worden de loopafstanden voor bewoners van een groot deel van de woningen in de De Carpentierstraat meer dan 200 meter.
6.2. Gelet op de motivering van het college en gegeven de randvoorwaarden heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] voorgestelde alternatieve locaties niet geschikter zijn dan de aangewezen locatie 65-01 en de locatie evenmin kan komen te vervallen. De door [appellant] voorgestelde alternatieven geven dan ook geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid locatie 65-01 als locatie voor de plaatsing van ORAC's heeft kunnen aanwijzen.
Het betoog faalt.
7. Voor zover [appellant] betoogt dat het college ten onrechte geen beleidsvisie over afvalscheiding heeft, wordt overwogen dat deze grond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het bestreden besluit ziet op de plaatsing van ORAC's. Het al dan niet ontbreken van een beleidsvisie over afvalscheiding kan niet leiden tot vernietiging van dat besluit. Het betoog faalt.
8. [appellant] betoogt dat het plaatsingplan op onjuiste wijze tot stand is gekomen. In dit verband voert hij aan dat de besluitvormingsprocedure er zoveel mogelijk op is gericht om hem zo weinig mogelijk informatie te geven, de besluitcriteria pas bekend worden gemaakt nadat het besluit is genomen en er geen constructief overleg mogelijk is. Voorts wijst [appellant] erop dat het college in een brief van 3 september 2014 heeft aangegeven dat de locatie vanwege de aanwezigheid van een gasleiding komt te vervallen.
8.1. Het college heeft het besluit van 21 juli 2014 met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voorbereid. Het college heeft een ontwerpbesluit genomen en ter inzage gelegd. Voorafgaand aan de terinzagelegging heeft het college in het gemeenteblad kennis gegeven van het ontwerpbesluit. [appellant] heeft naar aanleiding van het ontwerpbesluit zienswijzen ingediend. Ook heeft het college tijdens de inspraakperiode een informatieavond georganiseerd, waarvoor de bewoners zijn uitgenodigd bij brief van 25 april 2014. Vervolgens heeft het college het besluit van 21 juli 2014 genomen, hiervan in het gemeenteblad kennis gegeven en het besluit ter inzage gelegd. [appellant] heeft naar aanleiding van dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling. Gelet op het vorenstaande is voldaan aan de eisen die de wet aan de voorbereiding van het bestreden besluit stelt.
Ten aanzien van de gasleiding heeft het college ter zitting toegelicht dat ter hoogte van locatie 65-01 een gasleiding bleek te liggen. Na onderzoek werd duidelijk dat het een loze leiding betrof waardoor de plaatsing van ORAC's op locatie 65-01 door kon gaan, aldus het college. Locatie 65-01 komt derhalve niet te vervallen.
Het betoog faalt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
628.