ECLI:NL:RVS:2015:947

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
201406665/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "Oude Kern Thorn" en de functieaanduiding "kamerverhuur"

Op 25 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Oude Kern Thorn" van de gemeente Maasgouw. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 21 mei 2014, bevatte een functieaanduiding voor kamerverhuur op een perceel in Thorn. Appellant sub 1, wonend naast het betreffende perceel, heeft beroep ingesteld tegen deze functieaanduiding, stellende dat kamerverhuur zou leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de omgeving. Hij betoogde dat er geen behoefte was aan kamerverhuur en dat de situatie met betrekking tot parkeerplaatsen niet was verbeterd sinds de eerdere omgevingsvergunning die was herroepen.

De Raad van State heeft de argumenten van appellant sub 1 overwogen en geconcludeerd dat de raad van de gemeente Maasgouw zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen zou hebben voor de parkeersituatie. De raad had bevestigd dat er geen voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein kon worden gerealiseerd en dat er ook in de omgeving niet in voldoende mate kon worden voorzien. Dit leidde tot de conclusie dat de functieaanduiding "kamerverhuur" in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bestreden besluit werd vernietigd.

Appellant sub 2, die ook beroep had ingesteld, betoogde dat de raad ten onrechte geen bouwmogelijkheid voor twee woningen op zijn perceel had opgenomen. De Raad van State oordeelde dat de raad zich terecht op het standpunt had gesteld dat de bestaande bestemmingen en de bescherming van het stadsgezicht in de weg stonden aan de realisatie van de woningen. Het beroep van appellant sub 2 werd ongegrond verklaard. De Raad van State heeft de gemeente opgedragen om de uitspraak binnen vier weken te verwerken in het bestemmingsplan.

Uitspraak

201406665/1/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,
2. [appellant sub 2], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Kern Thorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J.T.H.M. Savelkoul en N.J. Brouwers, beiden werkzaam voor de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 1]
2. [appellant sub 1] woont naast het perceel [locatie 1]. Hij richt zich tegen de toekenning van de functieaanduiding "kamerverhuur" aan het perceel [locatie 1].
[appellant sub 1] betoogt dat het toestaan van kamerverhuur leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk die in de bestaande situatie reeds hoog is. Volgens [appellant sub 1] kan niet op eigen terrein worden voorzien in de benodigde parkeerplaatsen.
Voorts betoogt [appellant sub 1] dat er geen behoefte is aan kamerverhuur. In dit kader voert hij aan dat de benedenverdieping verhuurd is als appartement en niet als kamer.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ten tijde van het vaststellen van het plan de verleende vergunning een bestaand recht betrof dat opgenomen moest worden in het plan.
2.2. Aan het bestreden plandeel is de bestemming "Wonen" met de aanduiding "kamerverhuur" toegekend.
Ingevolge artikel 16, lid 16.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
e. ter plaatse van de aanduiding "kamerverhuur", kamerverhuur en kamerbewoning.
2.3. Bij besluit van 8 april 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning (hierna: omgevingsvergunning) verleend voor het verbouwen van het woonhuis op het perceel [locatie 1] tot vijf wooneenheden voor kamerverhuur. In de omgevingsvergunning stond dat overeenkomstig het gemeentelijk beleid "Parkeernormen en parkeerbijdrageregeling gemeente Maasgouw" de aanvrager dient te zorgen voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Volgens de vergunning dienden 2 extra parkeerplaatsen te worden gerealiseerd op het eigen terrein. De omgevingsvergunning is bij besluit van 6 januari 2015 herroepen omdat niet kan worden voldaan aan het parkeervereiste.
2.4. De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zich bij het toekennen van de bestreden aanduiding volledig heeft gebaseerd op de inmiddels herroepen omgevingsvergunning. Deze vergunning is herroepen omdat niet kan worden voldaan aan de parkeernorm zoals die volgt uit het beleid "Parkeernormen en parkeerbijdrageregeling gemeente Maasgouw". Ter zitting heeft de raad bevestigd dat niet kan worden voldaan aan het parkeervereiste op het eigen terrein en dat ook in de omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. De situatie ten tijde van de herroeping van de omgevingsvergunning was niet anders dan die ten tijde van de vaststelling van het plan. Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen gevolgen heeft voor de parkeersituatie.
Voorts heeft de raad ter zitting toegelicht dat geen onderzoek is gedaan naar de vraag of er behoefte is aan kamerverhuur. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij thans van mening is dat geen behoefte is aan kamerverhuur ter plaatse van het bestreden plandeel.
Het betoog slaagt.
4. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft de functieaanduiding "kamerverhuur" ter plaatse van het perceel [locatie 1], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het beroep van [appellant sub 2]
6. [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte geen bouwmogelijkheid voor twee woningen ter plaatse van de schuur op zijn perceel [locatie 2] heeft opgenomen. [appellant sub 2] stelt dat het voorheen geldende bestemmingsplan de mogelijkheid bood om een nieuw hoofdgebouw te realiseren en dat door het niet voorzien in twee woningen in de schuur het voor hem financieel onmogelijk is om dit voormalige bedrijfsgebouw en de overige aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen in stand te houden.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat daar waar ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan mogelijkheden bestonden om rechtstreeks nieuwe hoofdgebouwen te realiseren deze in dit plan zijn voorzien van een realisatiemogelijkheid voor een nieuw hoofdgebouw en dat ter plaatse van de schuur deze mogelijkheid niet bestond.
6.2. De woning op het perceel [locatie 2] is aangewezen als rijksmonument. Aan het bestreden plandeel zijn de bestemmingen "Wonen" en "Waarde - Beschermd stadsgezicht" toegekend.
Ingevolge artikel 16, lid 16.1, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen.
Ingevolge lid 16.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen:
a. het aantal woningen per bouwperceel mag niet toenemen. Hier geldt de situatie op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan als uitgangspunt.
Ingevolge artikel 19, lid 19.1, zijn de voor "Waarde - Beschermd stadsgezicht" aangewezen gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het stadsgezicht in cultuurhistorische, beeldkwalitatieve, bouwkundige of anderszins ruimtelijke zin.
6.3. In de plantoelichting staat dat voor het beschermd stadgezicht geldt dat uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd die nodig zijn voor het behoud of het herstel van het beschermd stadsgezicht en voor het behoud van het cultuurhistorisch evenwicht zoals gegeven met een beeldkwaliteitsplan. Om het beschermd stadsgezicht verder te beschermen, dient een strakke plansystematiek te worden toegepast. Dit betekent strakke bouwvlakken rond bestaande bebouwing en het opnemen van specifieke maatvoeringen voor de bebouwing.
6.4. In het voorheen geldende bestemmingsplan was aan het bestreden plandeel de bestemming "Woondoeleinden" toegekend. Aan het plandeel op 2 m afstand van de zuidzijde van de schuur waren de bestemming "Verblijfsdoeleinden Vb" met de aanduidingen "parkeerterrein" en "muur" toegekend.
Ingevolge artikel 2.01, onder 1, van de voorschriften waren de op de plankaart voor "Woondoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 3.A golden voor het bouwen van gebouwen de volgende beperkingen:
1. de bestaande breedte, diepte, goothoogte, hoogte, kapvorm en nokrichting van het hoofdgebouw blijft in stand; waar geen hoofdgebouw aanwezig is, wordt de voorgevel van het hoofdpand geplaatst in of maximaal 2 m achter de naar de straat of weg gekeerde bestemmingsgrens.
Ingevolge artikel 2.14, eerste lid, waren de op de plankaart voor "Verblijfsdoeleinden Vb" aangewezen gronden bestemd voor voetpaden, straten, wegen, terrassen en pleinen met behoud en/of herstel van- en in evenwicht met de karakteristiek van het Stadsbeeld.
Ingevolge het tweede lid werd de inrichting afgestemd op de parkeerbehoefte waar de gronden op de plankaart als "parkeerterrein" waren aangeduid.
6.5. Ingevolge artikel 16, lid 16.2.2, van de planregels is het niet toegestaan om twee woningen te realiseren in de thans aanwezige schuur.
Indien ten tijde van het voorheen geldende plan geen hoofdgebouw aanwezig was, werd de voorgevel van het hoofdpand geplaatst in of maximaal 2 m achter de naar de straat of weg gekeerde bestemmingsgrens. Niet in geschil is dat de oostzijde van de schuur op ongeveer 15 m is gelegen van een straat of weg. [appellant sub 2] voert aan dat de zuidzijde van de schuur op 2 m afstand was gelegen van een plandeel met de bestemming "Verblijfsdoeleinden Vb". De raad heeft hiertegen aangevoerd dat weliswaar de bestemming "Verblijfsdoeleinden Vb" was toegekend, maar tevens de aanduiding "parkeerterrein". Nu de inrichting van gronden met de aanduiding "parkeerterrein" werd afgestemd op de parkeerbehoefte heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat dit parkeerterrein geen straat of weg is als bedoeld in artikel 2.01, lid 3.A, van de voorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan. In tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 2] betoogt, bood dat plan derhalve niet de mogelijkheid om ter plaatse van het bestreden plandeel twee woningen te realiseren.
Het betoog faalt.
6.6. [appellant sub 2] wijst op de percelen Bogenstraat 24a, Beekstraat 12b en 12c en Trippaardstraat 8. Hij betoogt dat de raad ter plaatse van deze percelen wel woningen heeft toegestaan op een afstand groter dan 2 m van een straat of weg. De raad heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie omdat deze woningen ten tijde van de vaststelling van het plan al legaal aanwezig waren. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 2] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
6.7. De raad heeft toegelicht dat de schuur behoort tot het rijksmonumentale ensemble behorend bij de woning op het perceel [locatie 2]. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het slechts door het realiseren van twee woningen mogelijk is om de gebouwen te behouden. De raad heeft hiervoor alternatieve financieringsmogelijkheden aangedragen. Voorts heeft de raad aangegeven dat stedenbouwkundige en cultuurhistorische aspecten in de weg staan aan het toekennen van de mogelijkheid om ter plaatse van het bestreden plandeel twee woningen te realiseren. De raad heeft hierbij mogen betrekken dat het gewenste initiatief zal leiden tot een ongewenste intensivering van bewoning in het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Voorts heeft de raad hierbij mogen betrekken dat woningen ter plaatse van de schuur zullen leiden tot aantasting van de privacy ter plaatse van de woningen gelegen op de percelen aan de Akkerwal tegenover de schuur. De raad heeft voorts toegelicht dat het toestaan van woningen binnen de schuur vanuit zijn situering ten opzichte van het openbare gebied ongewenst is. De raad heeft in dit kader ter zitting toegelicht dat hij geen tweedelijnsbebouwing wil toestaan. Voorts heeft de raad toegelicht dat de schuur vanuit cultuurhistorisch oogpunt behoudenswaardig is en dat transformatie van de schuur naar een of meer woonhuizen de karakteristiek zal aantasten.
Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid aan het belang van behoud van de stedenbouwkundige en cultuurhistorische aspecten meer gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 2] bij het realiseren van twee woningen ter plaatse van het bestreden plandeel.
Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.
Proceskosten
8. Ten aanzien van [appellant sub 1] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Maasgouw van 21 mei 2014, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oude Kern Thorn" van de gemeente Maasgouw, voor zover het betreft de functieaanduiding "kamerverhuur" ter plaatse van het perceel [locatie 1];
III. draagt de raad van de gemeente Maasgouw op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het onder II. genoemde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Maasgouw tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 167,10 (zegge: honderdzevenenzestig euro en tien cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente Maasgouw aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
410-812.