ECLI:NL:RVS:2015:905

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
201401827/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Stationseiland en verkeersmaatregelen rondom het Centraal Station Amsterdam

Op 25 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Stationseiland" dat op 19 december 2013 door de raad van de gemeente Amsterdam was vastgesteld. De appellanten, P1 Parking Amsterdam Centre B.V., Amsterdamse Watertaxi Centrale B.V. en Rederij Lovers B.V., hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij zich verzetten tegen de verkeersmaatregelen die voortvloeien uit het bestemmingsplan, waaronder de instelling van de Grote Stadshartlus en de 'knip' in de Prins Hendrikkade. De appellanten betogen dat deze maatregelen de bereikbaarheid van hun bedrijven negatief zullen beïnvloeden en dat het bijbehorende verkeersonderzoek ondeugdelijk is. De raad van de gemeente Amsterdam heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de verkeersstructuur niet in het bestemmingsplan is geregeld, maar in toekomstige verkeersbesluiten.

Uitspraak

201401827/1/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P1 Parking Amsterdam Centre B.V. (hierna: P1 Parking), gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdamse Watertaxi Centrale B.V. (hierna: Watertaxi), gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rederij Lovers B.V. (hierna: Rederij Lovers), gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationseiland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben P1 Parking, Watertaxi en Rederij Lovers beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
P1 Parking, Watertaxi, Rederij Lovers en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2015, waar P1 Parking, vertegenwoordigd door P.F. van Bruggen, bijgestaan door mr. M.C. de Smidt, advocaat te Rotterdam, A. Nauta, E. Groot Karsijn, en E. Louwes, Watertaxi en Rederij Lovers, beide vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. S. Levelt, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.M.W. Gratama en E.H. Haeck, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Smidtje Canaltours B.V. en Rederij ’t Smidtje B.V., vertegenwoordigd door mr. A. Franken van Bloemendaal, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het gebied rondom het centraal station en is conserverend van aard.
Het beroep van P1 Parking
4. P1 Parking exploiteert een ondergrondse parkeergarage aan de Prins Hendrikkade buiten het plangebied en richt zich tegen het instellen van de zogenoemde Grote Stadshartlus en de ‘knip’ in de Prins Hendrikkade. Als gevolg van deze verkeersmaatregelen zal het autoverkeer in één richting in een lus achter het centraal station worden geleid en wordt de Prins Hendrikkade ter plaatse van de ‘knip’ autovrij. P1 Parking betoogt dat de nieuwe verkeerssituatie zal leiden tot een slechte doorstroming van het verkeer en een verminderde bereikbaarheid van haar parkeergarage. Voorts betoogt zij dat het verkeersonderzoek "Verkeersonderzoek bestemmingsplan Stationseiland" van 6 februari 2013, opgesteld door de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (hierna: de Divv), dat aan het plan ten grondslag ligt, niet deugdelijk is en wijst daartoe op het door Royal Haskoning DHV opgestelde tegenrapport "Bevindingen op basis van verkeersonderzoeken Bestemmingsplannen en Verkeerscirculatie Binnenstad 2020" van 4 november 2013 en het aanvullende tegenrapport van Royal Haskoning DHV van 22 januari 2015.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de herinrichting van het Stationsgebied met een gewijzigde verkeersstructuur niet in het bestemmingsplan wordt geregeld, maar in nader te nemen verkeersbesluiten en uitvoeringsbesluiten. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de bereikbaarheid van P1 Parking en de doorstroming in het plangebied niet ernstig zullen wijzigen en wijst hiertoe op het verkeersonderzoek van 6 februari 2013 en de reactie van de Divv van 7 mei 2014 op het tegenrapport.
4.2. Bij besluit van 18 februari 1998 heeft de gemeenteraad besloten de Grote Stadshartlus in te stellen. Uit de plantoelichting volgt dat de motieven voor de Stadshartlus een autoluwere binnenstad en een voor de voetganger veilige en ongestoorde route van het Damrak naar het Centraal Station en het IJ zijn. Deze route wordt de Rode Loper genoemd. Onderdeel van de plannen voor de Stadshartlus is een autovrij gebied tussen Damrak en Martelaarsgracht, de zogenoemde 'knip'. Het autoverkeer zal in het vervolg van de verbeterde route via de De Ruijterkade gebruik moeten maken, aldus de plantoelichting.
4.3. De Afdeling overweegt dat de instelling van de ‘knip’ en de Grote Stadshartlus niet wordt bepaald door het bestemmingsplan, maar door nog te nemen verkeersmaatregelen die in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Voorts zal de ‘knip’ worden ingesteld ter plaatse van de Prins Hendrikkade buiten het plangebied. P1 Parking stelt verder weliswaar terecht dat de Grote Stadshartlus zal worden ingesteld op wegen die gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen, namelijk ter plaatse van de De Ruijterkade en de De Ruijtertunnel, waaraan de bestemming "Verkeer - 1" en de aanduiding "tunnel" is toegekend, maar het betreft hier een bestaande situatie. De bestemming "Verkeer - 1" en de aanduiding "tunnel" zijn toegekend om de bestaande situatie opnieuw als zodanig te bestemmen. Voorts is van belang dat het beroep van P1 Parking niet strekt tot vernietiging van die plandelen, maar uitsluitend is gericht tegen de hiervoor vermelde verkeersmaatregelen waarbij de ‘knip’ en de Grote Stadshartlus worden ingesteld. Voor zover P1 Parking onder verwijzing naar de tegenrapporten van Royal Haskoning DHV heeft betoogd dat het verkeersonderzoek van 6 februari 2013 ondeugdelijk is, kan dit derhalve evenmin aan de orde komen.
4.4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van Watertaxi en Rederij Lovers
5. Ter zitting hebben Watertaxi en Rederij Lovers hun beroepsgrond dat ten onrechte niet is voorzien in een regeling voor exclusief gebruik van de steiger bij het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis door Watertaxi en Rederij Lovers ingetrokken.
Raamsdonksteiger
6. Rederij Lovers betoogt dat de zogenoemde Raamsdonksteiger aan het open havenfront ten onrechte onder het overgangsrecht is gebracht, omdat deze niet binnen de planperiode zal worden verwijderd. Rederij Lovers wenst de steiger te gebruiken als ligplaats voor twee bedrijfsvaartuigen.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Raamdonksteiger zal worden verwijderd om plaats te maken voor een nieuwe steiger. Hierin zal worden voorzien bij de herinrichting van het open havenfront in 2018.
6.2. De Raamsdonksteiger is gelegen onder de tijdelijk aanwezige fietsflat aan het Stationsplein. Ter zitting is vast komen te staan dat de Raamsdonksteiger niet is gelegen binnen het plangebied, maar binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening Stationseiland - Fietsflat", vastgesteld door de raad op 15 december 2010. De vraag of de raad de Raamsdonksteiger in redelijkheid onder het overgangsrecht heeft kunnen brengen kan in deze procedure derhalve niet aan de orde komen. Het betoog faalt.
Het kassahuisje
7. Rederij Lovers betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid van een kassahuisje met reclameborden naast het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Hiertoe voert zij aan dat het kassahuisje en de reclameborden noodzakelijk zijn voor de verkoop van tickets voor de door haar geëxploiteerde Museumboot. Voorts voert zij aan dat reeds jarenlang een kassahuisje aanwezig was op het perceel en dat dit bouwwerk na de inwerkingtreding van het vorige plan op grond van het overgangsrecht legaal aanwezig was. Rederij Lovers wenst dit kassahuisje, dat inmiddels is verwijderd, terug te plaatsen.
7.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de voorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan "Stationseiland", mocht bebouwing, welke op de eerste dag van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestond die voor wat betreft bestemming en/of omvang niet overeenstemt met het bestemmingsplan, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits daardoor geen grotere afwijking van het bestemmingsplan ontstaat.
Ingevolge het derde lid mocht het gebruik van gronden en bebouwing dat afwijkt van het bestemmingsplan op het tijdstip waarop dat rechtskracht verkrijgt, worden voortgezet.
7.2. Vaststaat dat in 1989 een kassahuisje is gebouwd. Niet is in geschil dat hiervoor geen bouwvergunning was verleend. Voorts is niet in geschil dat het kassahuisje bij de inwerkingtreding van het voorheen geldende bestemmingsplan onder het overgangsrecht is gebracht. Vaststaat dat tegen het kassahuisje handhavend is opgetreden en dat het bouwwerk in 2011 is verwijderd.
7.3. Anders dan Rederij Lovers betoogt, kan het bouwovergangsrecht van het vorige plan, waarin illegale bouwwerken niet worden uitgesloten van het overgangsrecht voor bouwen, niet strekken tot legalisering van een vergunningplichtig bouwwerk dat zonder bouwvergunning is opgericht. De raad stelt derhalve terecht dat het kassahuisje voorheen illegaal op het perceel aanwezig was. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat terugplaatsing van het kassahuisje ruimtelijk niet wenselijk is. Hierbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat het kassahuisje leidt tot verrommeling en een aantasting van de openheid van het Stationsplein dat als druk voetgangersgebied kan worden aangemerkt. Voorts is van belang dat ter zitting is komen vast te staan dat Rederij Lovers de mogelijkheid heeft om kaartjes te verkopen vanuit het bestaande kassahuisje van Watertaxi aan de oostzijde van de steiger achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Het betoog faalt.
Ligplaatsen
8. Rederij Lovers betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in voldoende ligplaatsen voor haar drie Museumboten aan de steiger achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Hiertoe voert zij aan dat zij in de zienswijze heeft gevraagd om ligplaatsen aan de steiger, maar dat slechts is voorzien in voldoende ruimte voor twee rondvaartboten. Rederij Lovers voert voorts aan dat zij al lange tijd drie ligplaatsen in gebruik heeft aan de zuid- en westzijde van de steiger.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat Rederij Lovers in haar zienswijze heeft verzocht om twee ligplaatsen en dat daarin is voorzien.
8.2. Aan de zuid- en oostzijde van de steiger is de aanduiding "ligplaats" toegekend.
Ingevolge artikel 11, lid 11.4.1, onder d, van de planregels is ter plaatse van de aanduiding "ligplaats" een ligplaats voor een of meer bedrijfsvaartuigen toegestaan.
8.3. Vaststaat dat Rederij Lovers in haar zienswijze heeft verzocht om ligplaatsen voor twee Museumboten en dat de raad aan dit verzoek tegemoet is gekomen door de aanduiding "ligplaats" op te nemen waarbinnen voldoende ruimte is voor maximaal twee Museumboten aan de zuidzijde van de steiger. Ter zitting is komen vast te staan dat Rederij Lovers eerst in beroep heeft verzocht om een derde ligplaats. Nu het verzoek is gedaan na vaststelling van het bestreden besluit, heeft de raad hiermee geen rekening kunnen houden. Het betoog faalt.
Op- en afstapvoorziening
9. Watertaxi en Rederij Lovers betogen dat het gebruik van de steiger achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis als op- en afstapvoorziening is toegestaan, maar dat het begrip ‘op- en afstapvoorziening’ ten onrechte niet is gedefinieerd. Volgens Watertaxi en Rederij Lovers dient de begripsbepaling in overeenstemming te worden gebracht met de begripsbepaling in de planregels van het bestemmingsplan "Water", vastgesteld door de raad op 27 juli 2012, waarin het gebruik van een op- en afstapvoorziening uitsluitend is beperkt tot het aan en van boord laten gaan van passagiers en goederen.
Watertaxi en Rederij Lovers betogen voorts dat in de planregels ten onrechte niet is opgenomen dat de op- en afstapvoorziening uitsluitend door bedrijfsvaartuigen mag worden gebruikt.
9.1. Aan de steiger is de aanduiding "steiger" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.13, van de planregels wordt onder ‘bedrijfsvaartuig’ verstaan: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep, dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.
Ingevolge lid 1.63 wordt onder ‘steiger’ verstaan: een boven, op of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden, welke ook ten dienste van een op- en/of afstapvoorziening kan staan.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, onder j, is ter plaatse van de aanduiding "steiger" een steiger alsmede ter plaatse van de aanduiding "terras" een terras - onbebouwd op de aangeduide steiger toegestaan.
Ingevolge lid 6.3.1, onder c, is ter plaatse van de aanduiding "steiger" een steiger met een op- en afstapvoorziening toegestaan.
9.2. De Afdeling overweegt dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat bij de uitleg van het begrip ‘op- en afstapvoorziening’ onduidelijkheid zal ontstaan over de wijze waarop deze voorziening mag worden gebruikt. Voor de uitleg van dit begrip kan worden aangesloten bij de betekenis die hieraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om een begripsbepaling voor het begrip ‘op- en afstapvoorziening’ op te nemen. In zoverre faalt het betoog.
9.3. Watertaxi en Rederij Lovers betogen terecht dat het gebruik van de op- en afstapvoorziening in de planregels niet is beperkt tot gebruik door uitsluitend bedrijfsvaartuigen. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat is beoogd om het gebruik van de op- en afstapvoorziening te beperken tot bedrijfsvaartuigen. Nu het plan hierin niet voorziet, moet het ervoor worden gehouden dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het betoog slaagt.
Bestuurlijke lus
10. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 9.3 het plan zodanig te wijzigen dat het gebruik van de op- en afstapvoorziening op de steiger met de aanduiding "steiger" achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis wordt beperkt tot gebruik door uitsluitend bedrijfsvaartuigen.
De raad behoeft bij de wijziging van het bestreden besluit geen toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb. De raad dient het te wijzigen besluit wel op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Proceskosten
11. Ten aanzien van Watertaxi en Rederij Lovers zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht. Ten aanzien van P1 Parking bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P1 Parking Amsterdam Centre B.V. ongegrond;
II. draagt de raad van de gemeente Amsterdam op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak:
1. met inachtneming van overweging 9.3 het daar omschreven gebrek te herstellen;
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Loo
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
418-821.