ECLI:NL:RVS:2015:898

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
201400908/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wob-verzoek om informatie over oud-bestuurders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2014. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo zijn bezwaar tegen een besluit van 20 augustus 2013 niet-ontvankelijk had verklaard. Dit besluit betrof een verzoek van [appellant] om informatie over oud-bestuurders, ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college had separate overzichten verstrekt met de namen en financiële gegevens van oud-bestuurders, maar verklaarde het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk omdat de gevraagde informatie niet neergelegd was in bestaande documenten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 december 2014 ter zitting behandeld. [appellant] was bijgestaan door mr. J.M.C. Niederer, terwijl het college vertegenwoordigd was door drs. H.T.J. Keijsers. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het verzoek van [appellant] buiten het toepassingsbereik van de Wob viel. De Wob is van toepassing op informatie die neergelegd is in bestaande documenten, en de door [appellant] gevraagde wachtgeldgegevens zijn volgens de Afdeling ook in documenten zoals loonstaten te vinden.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college van 20 augustus 2013. Tevens werd bepaald dat tegen het nieuwe besluit van het college slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2015.

Uitspraak

201400908/1/A3.
Datum uitspraak: 25 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2014 in zaak nr. 13/4297 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) separate overzichten verstrekt met de namen en de financiële gegevens per individuele oud-bestuurder.
Bij besluit van 20 augustus 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 januari 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M.C. Niederer, werkzaam bij Legal Control, en het college, vertegenwoordigd door drs. H.T.J. Keijsers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. Bij brief van 19 april 2013 heeft [appellant] het college verzocht om hem ingevolge de Wob de navolgende documenten toe te sturen:
- Voor de periode 2000 tot en met heden; welke oud-bestuurders ontvangen wachtgeld? Inclusief naam.
- Hoeveel geld hebben de betreffende oud-bestuurders per jaar per persoon ontvangen?
- Ontvangen oud-raadsleden ook wachtgeld?
- Zo ja, wie zijn dat en hoeveel hebben zij per jaar per persoon in de periode van 2000 tot en met heden ontvangen?
3. Bij besluit van 7 mei 2013 heeft het college separate overzichten verstrekt met de namen en de financiële gegevens per individuele oud-bestuurder.
Bij besluit van 20 augustus 2013 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellant] buiten iedere twijfel verzoekt om informatie, anders dan de informatie die als zodanig is neergelegd in bestaande documenten, zodat het verzoek, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013 in zaak nr. 201204362/1/A3, niet onder het toepassingsbereik van de Wob valt. Voor zover inlichtingen zijn verstrekt is dit volgens het college onverplicht gebeurd.
4. De rechtbank heeft overwogen dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om te twijfelen aan het standpunt van het college dat de informatie die betrekking heeft op de tweede vraag van het verzoek van [appellant] niet is neergelegd in bestaande documenten, zodat het verzoek buiten het toepassingsbereik van de Wob valt. Het college heeft derhalve het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voorts moet de door [appellant] in bezwaar gegeven specificatie van zijn verzoek volgens de rechtbank worden opgevat als een verruiming van het verzoek van 19 april 2013.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht het door [appellant] ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gevraagde informatie niet is neergelegd in bestaande documenten. Ter zitting bij de rechtbank heeft het college dat bevestigd, maar zich op het standpunt gesteld dat [appellant] niet om die documenten maar om informatie heeft gevraagd. [appellant] is van mening dat, nu hij in zijn verzoek nadrukkelijk heeft gevraagd om documenten, de door hem gevraagde informatie ook daadwerkelijk is neergelegd in bestaande documenten en hij de bestuurlijke aangelegenheid heeft geduid, het op de weg van het college had gelegen om zelf te inventariseren in welke onder hem berustende documenten die informatie is vervat. Nu voorts geen sprake is van het louter stellen van informatieve vragen, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zijn verzoek buiten het toepassingsbereik van de Wob valt, aldus [appellant].
5.1. De Wob is van toepassing op informatie neergelegd in bestaande documenten. De door [appellant] in zijn verzoek van 19 april 2013 gevraagde wachtgeldgegevens betreffen gegevens die in documenten, zoals loonstaten, zijn vervat. Nu [appellant] in zijn verzoek voorts uitdrukkelijk heeft gevraagd om documenten te ontvangen ingevolge de Wob en de bestuurlijke aangelegenheid heeft geduid, bestaat geen grond voor het oordeel dat de Wob daarop niet van toepassing is. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het college terecht het door [appellant] ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Hetgeen [appellant] verder tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 20 augustus 2013 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2014 in zaak nr. 13/4297;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo van 20 augustus 2013, kenmerk 2013.18;
V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo te nemen besluit op het door [appellant] gemaakte bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 406,00 (zegge: vierhonderdzes euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Deventer-Lustberg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015
587.