ECLI:NL:RVS:2015:886

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
201500339/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Oude Hushoverweg 30' te Weert met betrekking tot terrassen en evenementen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 maart 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Oude Hushoverweg 30' te Weert. Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Weert op 26 november 2014, voorziet in de herontwikkeling van de Wilhelmus-Hubertusmolen, waarbij een restaurant met terrassen en evenementen mogelijk worden gemaakt. Verzoekers, wonend te Weert, vrezen voor ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat door de in het plan opgenomen mogelijkheden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 februari 2015. Tijdens deze zitting zijn verzoekers bijgestaan door hun advocaat, mr. A.W.C.M. Jansen, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en anderen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het restaurant in de molen kleinschalig is en dat de raad in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het restaurant niet tot ernstige overlast leidt. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geluidbelasting van de terrassen en evenementen, wat leidt tot de voorlopige schorsing van deze onderdelen van het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter heeft de raad van de gemeente Weert veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de voorbereiding van bestemmingsplannen en de noodzaak om de belangen van omwonenden in overweging te nemen.

Uitspraak

201500339/2/R1.
Datum uitspraak: 9 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Weert,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Weert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Hushoverweg 30" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 februari 2015, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. A.W.C.M. Jansen, werkzaam bij Beusmans & Jansen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans, drs. A. Cramers-Haldermans en M.J.H.H. Beeren-Keijers, alleen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord [partij A] en [partij B], bij monde van [partij A] en bijgestaan door mr. R.G.J. Deuss, advocaat te Weert, en Restaurant OH 30, bij monde van [gemachtigde].
Buiten bezwaren van partijen hebben de raad en [partij A] en [partij B] ter zitting stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van de Wilhelmus-Hubertusmolen aan de Oude Hushoverweg 30 te Weert waarbij een restaurant met terrassen, een uitbreiding van het bijbehorende parkeerterrein en evenementen mogelijk worden gemaakt. Aan de molen en de omringende gronden is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend en aan het parkeerterrein de bestemming "Verkeer".
Het verzoek
3. [verzoeker] en anderen verzoeken om schorsing van het plan. Zij vrezen voor een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat en verkeer- en parkeeroverlast als gevolg van de in het plan opgenomen mogelijkheden, met name de mogelijkheid van terrassen binnen de bestemming "Maatschappelijk" en de mogelijkheid van evenementen binnen de bestemming "Verkeer".
4. De raad en [partij A] en [partij B] betogen dat het beroep, voor zover ingesteld door [verzoeker] en [belanghebbende A], niet-ontvankelijk is. Volgens hen kunnen [verzoeker] en [belanghebbende A] niet als belanghebbenden bij het plan worden aangemerkt en heeft [verzoeker] geen zienswijze naar voren gebracht tegen het ontwerpplan.
De voorzieningenrechter overweegt dat het beroep ook is ingesteld door [belanghebbende B]. [belanghebbende B] woont op korte afstand van het plangebied en kan gevolgen ondervinden van de voorziene ontwikkelingen. Voorts heeft hij een zienswijze naar voren gebracht tegen het ontwerpplan. Gelet hierop zal naar de verwachting van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure in ieder geval het beroep voor zover ingesteld door [belanghebbende B] ontvankelijk worden geacht. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in dit betoog geen aanleiding om het verzoek af te wijzen.
5. Ter zitting is naar voren gebracht dat in de molen sinds 1 december 2014 een restaurant wordt geëxploiteerd en dat het bijbehorende parkeerterrein reeds is uitgebreid. De raad heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat het restaurant in de molen niet tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en anderen leidt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat ter zitting aan de hand van een schetstekening is toegelicht dat vanwege de beperkte oppervlakte van de molen daarin plaats is voor maximaal 30 gasten. Het restaurant in de molen is derhalve kleinschalig van aard. De voorzieningenrechter acht daarbij ook van belang dat de afstand van de molen tot de uitloop van de tuin van [belanghebbende B] ongeveer 12 m bedraagt en de afstanden van de molen tot de percelen van [belanghebbende A] en [verzoeker] ongeveer 75 m onderscheidenlijk 100 m. Verder is de voorzieningenrechter op voorhand van oordeel dat de raad in redelijkheid ervan heeft kunnen uitgaan dat het restaurant in de molen niet tot ernstige verkeer- en parkeeroverlast leidt, nu de raad ter zitting onbestreden heeft toegelicht dat op het parkeerterrein achttien auto’s kunnen parkeren en zo nodig in de omgeving openbare parkeerplaatsen kunnen worden gebruikt. Gelet op deze omstandigheden bestaat geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het restaurant in de molen.
6. Wat betreft de in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels opgenomen mogelijkheid van evenementen binnen de bestemming "Verkeer" overweegt de voorzieningenrechter dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld onder 18.3 van haar uitspraak van 16 juli 2014 in zaak nr. 201307530/1/R1) het op de weg van de planwetgever ligt om omtrent, onder meer, het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten en de maximale bezoekersaantallen voorschriften te stellen, voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van het houden van evenementen van belang is. Het gaat hier om de beoordeling en de afweging of een planregeling waarmee evenementen worden toegelaten vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan, in een concreet geval, voor een evenement al dan niet vergunning op grond van de APV wordt verleend. Regulering van evenementenvergunningen in de APV geschiedt met name vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde en waarborgt niet de vereiste planologische rechtszekerheid. De raad heeft deze beoordeling en afweging niet verricht. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Gelet hierop en mede gelet op de omstandigheid dat Restaurant OH 30 niet zal worden geschaad door het treffen van een voorlopige voorziening nu zij ter zitting heeft verklaard geen plannen te hebben om evenementen te organiseren, bestaat reden voor het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening ten aanzien van de mogelijkheid van evenementen binnen de bestemming "Verkeer".
7. Wat betreft de in artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, van de planregels opgenomen mogelijkheid van terrassen binnen de bestemming "Maatschappelijk" stelt de voorzieningenrechter vast dat tot op een afstand van ongeveer 3 m van de uitloop van de tuin van [belanghebbende B] terrassen mogelijk zijn. Gelet op deze korte afstand en nu in de planregels geen beperkingen zijn gesteld aan de omvang van terrassen, is de voorzieningenrechter op voorhand van oordeel dat de raad zich niet zonder onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van de tuin van [belanghebbende B] als gevolg van terrassen op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidbelasting ter plaatse van het perceel van [belanghebbende B] uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zal zijn. De stelling van de raad dat wordt voldaan aan de richtafstand van 0 m die in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" tussen een restaurant en een woning in een gemengd gebied wordt aanbevolen doet daaraan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet af. De VNG-brochure ziet alleen op de aanvaardbaarheid van hinder binnen een woning als gevolg van een milieubelastende functie, nu volgens de VNG-brochure de afstand tot een woning wordt gemeten tot de uiterste situering van de gevel die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Gelet op het voorgaande en nu thans geen terrassen aanwezig zijn aan de zijde van de tuin van [belanghebbende B] ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening ten aanzien van de mogelijkheid van terrassen binnen de bestemming "Maatschappelijk".
Proceskosten
8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Weert van 26 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Oude Hushoverweg 30" voor zover het betreft:
a. artikel 4, lid 4.1, onder c, van de planregels;
b. artikel 3, lid 3.1, onder c, van de planregels, voor zover het betreft de gronden die staan aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Weert tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Weert aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2015
703.