201407957/1/A2.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2014 in zaak nr. 14/2609 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over 2011 voor [appellant] vastgesteld op nihil en de teveel betaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 6 maart 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de zorgtoeslag wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder een zorgverzekering verstaan: de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw).
Ingevolge het bepaalde onder d wordt onder een premie verstaan: een premie als bedoeld in afdeling 3.3.1 van de Zorgverzekeringswet.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, heeft de verzekerde, indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil.
Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2. Aan het besluit van 22 november 2013, gehandhaafd bij het besluit van 6 maart 2014, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellant] over 2011 geen aanspraak heeft op zorgtoeslag, omdat hij vanaf 19 september 2010 niet meer verzekeringsplichtig is voor de Zvw.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij nimmer de beschikking heeft gehad over het teruggevorderde bedrag. Weliswaar heeft de Belastingdienst/Toeslagen aangetoond dat de voorschotten zijn overgemaakt naar zijn bankrekening in Nederland, maar dit betekent niet dat hij dit geld in handen heeft gehad, aldus [appellant].
3.1. Voor het antwoord op de vraag of betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd is uitsluitend van belang of de betaling op het opgegeven rekeningnummer heeft plaatsgevonden. Dat de belanghebbende het gestorte bedrag feitelijk niet in handen heeft gehad is derhalve niet relevant.
In dit geval zijn de voorschotten, zoals [appellant] ook heeft erkend, gestort op het door [appellant] opgegeven bankrekeningnummer. Door deze storting heeft uitbetaling daarvan plaatsgevonden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij het bedrag niet heeft ontvangen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
17.