201409213/1/R6.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Classic Lease and Rental Delft B.V., gevestigd te Delft (hierna: CLRD),
appellante,
en
de raad van de gemeente Delft,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Parkeergarage Spoorsingel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft CLRD beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2015, waar CLRD, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.J.T. van Rees, ir. A. Hoogenboom en J.C.M. Verrest, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Aannemingscombinatie CrommeLijn, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en ProRail B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan maakt de realisatie van een ondergrondse parkeergarage met maximaal 650 parkeerplaatsen mogelijk in het gebied gelegen tussen de Kampveldweg, Phoenixstraat, Spoorsingel en de Hugo de Grootstraat te Delft.
3. CLRD richt zich tegen de in het plan voorziene vergroting van de ondergrondse parkeergarage tot voorbij haar bedrijfspand aan de Spoorsingel 23 te Delft en het verdwijnen van bovengrondse parkeerplaatsen in de directe omgeving van haar bedrijfspand na realisatie van de parkeergarage. Zij betoogt dat de bereikbaarheid van haar bedrijfspand gedurende de bouwwerkzaamheden niet is gegarandeerd. De bereikbaarheid en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen in de directe omgeving van haar pand zijn noodzakelijk voor het voortbestaan van haar bedrijf, aldus CLRD. Volgens haar heeft de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen maatwerk verricht voor haar bedrijf.
3.1. CLRD repareert, restaureert en verhuurt klassieke auto’s. De showroom en autowerkplaats zijn gevestigd aan de Spoorsingel 23 te Delft net buiten het plangebied. In de huidige situatie zijn er parkeerplaatsen aan de rand van de Spoorsingel aan de kant van het bedrijfspand van CLRD en aan de andere kant van de Spoorsingel onder het spoorviaduct. De parkeerplaatsen aan de zijde van het bedrijfspand maken geen onderdeel uit van het plangebied. Voor zover CLRD betoogt dat deze parkeerplaatsen als gevolg van dit plan verdwijnen, mist het betoog feitelijke grondslag.
3.2. Uit de plantoelichting volgt dat de realisatie van een ondergrondse parkeergarage reeds was voorzien in het in 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Spoorzone", dat na de herziening in 2010 bestemmingsplan "Spoorzone, na herziening" wordt genoemd. De ondergrondse parkeergarage wordt echter groter dan op grond van het voormelde plan was toegestaan. Volgens de plantoelichting zijn de bovengrondse bestemmingen uit het bestemmingsplan "Spoorzone, na herziening" overgenomen in onderhavig plan. Het spoorzone project voorziet in de sloop van het spoorviaduct, de ondertunneling van het spoor en het herinrichten van het gebied daarboven. Bij deze ingreep komt ter plaatse van het spoorviaduct een nieuwe watergang te liggen met daaronder de parkeergarage, aldus de plantoelichting.
3.3. Aan de gronden in het plangebied tegenover het bedrijfspand van CLRD zijn onder meer de bestemmingen "Verkeer-Verblijfsgebied", "Water" en "Verkeer" met aanduiding "parkeergarage" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" tevens bestemd voor een parkeergarage.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2, aanhef en onder a, gelden voor het bouwen de regels van artikel 10 en de bepaling dat ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" de parkeerplaatsen uitsluitend onder maaiveld en in ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, zijn ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" onder maaiveld ten hoogste 650 parkeerplaatsen toegestaan.
De artikelen 3, lid 3.1 aanhef en onder d, lid 3.2, aanhef en onder a, 5, lid 5.1, aanhef en onder c, en lid 5.2, aanhef en onder a, van de planregels bevatten een vergelijkbare regeling voor de gronden met de bestemming "Water" onderscheidenlijk "Verkeer".
3.4. De parkeerplaatsen in het plangebied tegenover het bedrijfspand van CLRD zullen als gevolg van de realisatie van de ondergrondse parkeergarage verdwijnen. Hoewel aangenomen kan worden dat het verdwijnen van deze parkeerplaatsen in het plangebied gevolgen zal hebben voor de bedrijfsvoering van CLRD acht de Afdeling niet aannemelijk dat de gevolgen daarvan dusdanig zijn dat de raad aan het belang van CLRD bij handhaving van de bestaande parkeerplaatsen een doorslaggevend belang had moeten toekennen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad heeft gesteld dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Spoorzone" ermee rekening is gehouden dat bij de herinrichting van de openbare ruimte, buiten onderhavig plangebied, drie bovengrondse parkeerplaatsen worden gerealiseerd naast het bedrijfspand van CLRD. Volgens de raad kunnen deze gebruikt worden voor het ophalen en wegbrengen van auto’s bij de werkplaats en kunnen bezoekers van de showroom van CLRD gebruik maken van de ondergrondse parkeergarage. De Afdeling ziet in hetgeen CLRD heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van de parkeersituatie.
Het betoog faalt in zoverre.
3.5. Ten aanzien van de bereikbaarheid van de showroom en werkplaats van CLRD, waaronder mede wordt begrepen de gelegenheid tot parkeren, gedurende de bouw van de parkeergarage overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve in zoverre buiten beschouwing blijven. Ter zitting heeft ProRail overigens nog naar voren gebracht in overleg met CLRD te proberen de bereikbaarheid van CLRD gedurende de werkzaamheden te behouden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
590.