201305835/2/A2.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Maasbree, gemeente Peel en Maas,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 juni 2013 in zaak nr. 12/1511 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas.
Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2011 heeft het college een verzoek van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2013 heeft de rechtbank - voor zover thans van belang - het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2012 vernietigd en het college opgedragen binnen drie maanden een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door drs. A.P. Langerak, werkzaam bij de gemeente Peel en Maas, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 september 2014 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in het besluit van 16 oktober 2012 te herstellen en een nieuw besluit te nemen en dit tevens aan de Afdeling toe te zenden. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 14 januari 2015 heeft de Afdeling de bij haar uitspraak van 24 september 2014 bepaalde termijn verlengd tot 25 februari 2015.
Bij besluit van 24 februari 2015 heeft het college, onder inlassing van een advies van Tonnaer van 11 februari 2015, het door [appellant] tegen het besluit van 26 mei 2011 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade toegekend van € 15.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 juni 2010. Dit besluit is aangehecht.
Van de hem geboden gelegenheid om zijn zienswijze kenbaar te maken, heeft [appellant] bij brief van 6 maart 2015 gebruik gemaakt.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat bij de planvergelijking de aan de Schutterij Sint Martinus verleende milieuvergunning dient te worden betrokken. Nu een milieuvergunning ingetrokken dan wel gewijzigd kan worden, biedt deze vergunning volgens de Afdeling geen grond voor het oordeel van de rechtbank dat realisering van de maximale geluidsbelasting die het besluit van 16 december 2008 mogelijk heeft gemaakt met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten.
Bij de planvergelijking dient het college in het kader van het onderzoek naar hetgeen op grond van het planologische regime, zoals ontstaan door het besluit van 16 december 2008, op de peildatum maximaal kan worden gerealiseerd, een reële prognose te maken van het gebruik van de schutterij met de daaruit voortvloeiende geluidsbelasting dat redelijkerwijs te verwachten is. Dit onderzoek zal volgens de Afdeling moeten uitwijzen of de geluidsbelasting van dien aard is dat het planologische regime een nadeliger positie van [appellant], met daaruit voortvloeiende schade in de vorm van waardevermindering van zijn woning, tot gevolg heeft gehad. Voorts dient het college het nieuwe bestemmingsplan, meer specifiek de gebruiksvoorschriften met een daarin vervatte dB-normering, te betrekken bij de vraag of aan [appellant] een tegemoetkoming moet worden toegekend en, zo ja, wat de hoogte van deze tegemoetkoming moet zijn.
2. Gelet op het hiervoor weergegeven oordeel in de tussenuitspraak is het hoger beroep van [appellant] gegrond.
3. [appellant] heeft in zijn zienswijze te kennen gegeven dat hij zich met het besluit van 24 februari 2015 kan verenigen. Gelet hierop moet het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] tegen dat besluit geacht worden te zijn ingetrokken.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.205,00 (zegge: tweeduizend tweehonderdvijf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.
w.g. Hagen w.g. De Heer
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
636.