ECLI:NL:RVS:2015:828

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
201406728/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bolakker, Hilvarenbeek en het vertrouwensbeginsel

Op 18 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Hilvarenbeek, en de raad van de gemeente Hilvarenbeek. De zaak betreft het bestemmingsplan "Bolakker, Hilvarenbeek", dat op 5 juni 2014 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat het plan in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Hij betoogt dat het plan niet voorziet in de mogelijkheid dat bijgebouwen op naburige percelen naast elkaar worden opgericht, wat in een eerder gesprek met een wethouder zou zijn afgesproken.

De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel en heeft verwezen naar het verslag van het gesprek met de wethouder. De raad legt uit dat de stedenbouwkundige schets in de toelichting bij het ontwerpplan is aangepast en dat geschakelde woningen slechts mogen worden geschakeld door een bijgebouw en een hoofdgebouw. De Afdeling heeft de zaak op 19 februari 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door mr. C. Lubben en de raad werd vertegenwoordigd door T. Li en L.W.J.J. Lamers, bijgestaan door B.A.C. van Dal.

De Afdeling overweegt dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om artikel 5, lid 5.1.1, aanhef en onder a, van de planregels op te nemen, en dat het beroep van de appellant ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201406728/1/R3.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Hilvarenbeek,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Bolakker, Hilvarenbeek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. C. Lubben, en de raad, vertegenwoordigd door T. Li, werkzaam bij de gemeente, en L.W.J.J. Lamers, bijgestaan door B.A.C. van Dal, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet voor de percelen [locatie 1] – [locatie 2] in Hilvarenbeek in de bouw van acht woningen. Twee woningen, op de percelen [locatie 3] en [locatie 4], zijn inmiddels vergund en gerealiseerd.
3. [appellant], die woont op het perceel [locatie 4], betoogt dat het plan, in tegenstelling tot hetgeen eerder in een gesprek met een wethouder is afgesproken, ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid dat bijgebouwen op naburige percelen naast elkaar worden opgericht. In strijd met het vertrouwensbeginsel is in het plan vastgelegd dat naast het bijgebouw op zijn perceel een hoofdgebouw op het naburige perceel mag worden opgericht, aldus [appellant].
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel en verwijst daartoe naar het verslag van het gesprek tussen [appellant] en de wethouder. Voorts stelt de raad dat, hoewel uit de stedenbouwkundige schets in de toelichting bij het ontwerpplan volgt dat geschakelde woningen mogen worden geschakeld door twee bijgebouwen, uit de bijbehorende omschrijving van de gewenste beeldkwaliteit is af te leiden dat, gelet op de beoogde openheid tussen de woningen naar het achterliggende gebied, geschakelde woningen slechts mogen worden geschakeld door een bijgebouw en een hoofdgebouw. In de toelichting bij het vastgestelde plan is de stedenbouwkundige schets aangepast, aldus de raad.
3.2. Aan de percelen [locatie 5] en [locatie 4] is de bestemming "Wonen" met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geschakeld" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - geschakeld" bestemd voor geschakelde woningen, met dien verstande dat geschakelde woningen niet mogen worden geschakeld door twee bijgebouwen, maar uitsluitend door een verbinding tussen een hoofdgebouw en een bijgebouw op de naburige percelen.
3.3. Op 10 februari 2014 heeft [appellant] een gesprek gehad met een wethouder. Hierbij is [appellant] in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het ontwerpplan mondeling toe te lichten. Van dit gesprek is een verslag opgesteld.
In het gesprek heeft [appellant] te kennen gegeven dat de onbebouwde zone aan de zuidzijde van zijn perceel ten onrechte niet op de verbeelding bij het ontwerpplan is opgenomen. Deze omissie is op de verbeelding bij het vastgestelde plan hersteld.
Voorts heeft [appellant] in het gesprek de wens geuit voor een vrijstaande woning en kenbaar gemaakt dat hij de situering van een hoofdgebouw op een naburig perceel naast een bijgebouw op zijn perceel onwenselijk acht. Hierop heeft de wethouder hem medegedeeld dat in overleg met de ontwikkelaar zal worden bezien of deze situering eventueel kan worden gewijzigd.
3.4. De Afdeling overweegt dat aan het gesprek met de wethouder niet de betekenis kan worden toegekend, die [appellant] daaraan wenst toe te kennen. Allereerst is terzake van het vaststellen van een bestemmingsplan niet de wethouder, maar de raad beslissingsbevoegd. Voorts is niet gebleken dat in het gesprek een concrete toezegging is gedaan over de situering van het hoofdgebouw op het naburige perceel. In het gesprek is [appellant] slechts medegedeeld dat daarover een gesprek met de ontwikkelaar zou worden gevoerd. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Daarnaast wordt overwogen dat uit de plantoelichting volgt dat de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de openheid tussen de woningen naar het achterliggende buitengebied wenst te accentueren. Door in het plan op te nemen dat bij geschakelde woningen de verbinding uitsluitend mag bestaan uit een hoofdgebouw met een maximaal toegestane bouwhoogte van 8,5 tot 10 m naast een op een naburig perceel gelegen bijgebouw met een maximaal toegestane bouwhoogte van 3,5 m wordt de beoogde openheid door het verschil in bouwhoogtes gewaarborgd. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid artikel 5, lid 5.1.1, aanhef en onder a, van de planregels heeft kunnen opnemen in het plan.
Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
408.