ECLI:NL:RVS:2015:792

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
201409751/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 november 2014. De staatssecretaris had op 29 oktober 2014 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de staatssecretaris beoordeeld. De staatssecretaris betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij zich ondeugdelijk gemotiveerd had opgesteld over de veiligheidssituatie in Tripoli, Libië. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het besluit van de staatssecretaris ondeugdelijk gemotiveerd had geacht. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens verklaarde de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 29 oktober 2014 ongegrond.

De uitspraak werd gedaan op 3 maart 2015 door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201409751/1/V2.
Datum uitspraak: 3 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht (hierna: de rechtbank), van 27 november 2014 in zaken nrs. 14/24703 en 14/24704 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 november 2014 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de eerste en tweede grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat zich in Tripoli, Libië, niet de uitzonderlijke situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 bescherming biedt.
1.1. De Afdeling heeft bij uitspraak van 27 februari 2015 in zaak nr. 201409480/1/V2 overwogen dat uit de in die zaak betrokken stukken niet kan worden afgeleid dat voormelde uitzonderlijke situatie zich voordoet in Tripoli.
1.2. De door de vreemdeling ingeroepen stukken geven geen wezenlijk ander beeld van de algemene veiligheidssituatie in Tripoli. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte het besluit ondeugdelijk gemotiveerd geacht.
De grieven slagen.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 29 oktober 2014 alsnog ongegrond verklaren.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 november 2014 in zaak nr. 14/24703;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Van Eck w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2015
363-753.