ECLI:NL:RVS:2015:79

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
201402470/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

Op 9 januari 2014 heeft de raad van de gemeente Almere het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten A en B, beiden wonend te Almere, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 14 juli 2014, waar de raad vertegenwoordigd was door F. van der Hoop, I.S. Munneke-Speidel en P.IJ. de Jonge.

In een tussenuitspraak van 30 juli 2014 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken het gebrek in het besluit van 9 januari 2014 te herstellen. De raad heeft op 23 oktober 2014 het bestemmingsplan opnieuw gewijzigd vastgesteld. Appellant heeft geen zienswijze ingediend over deze wijziging, wat door de Afdeling wordt geïnterpreteerd als een gebrek aan bezwaren tegen het nieuwe besluit.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van appellanten gegrond is voor het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ter hoogte van het Derkinderenpad, en heeft dit deel van het besluit vernietigd. Het beroep tegen het gewijzigde besluit van 23 oktober 2014 is ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellanten. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2015.

Uitspraak

201402470/2/R6.
Datum uitspraak: 14 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Almere (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Almere,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door F. van der Hoop, I.S. Munneke-Speidel en P.IJ. de Jonge, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Bij tussenuitspraak van 30 juli 2014, in zaak nr. 201402470/1/R6, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van
9 januari 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 23 oktober 2014 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" opnieuw gewijzigd vastgesteld.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak in overweging 5.3 geoordeeld dat het besluit van 9 januari 2014 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid voor zover op een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ter hoogte van het Derkinderenpad (hierna: plandeel 1) bebouwing kan worden opgericht met een onbepaalde hoogte. Voorts is in 7.2 geoordeeld dat dit besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ter hoogte van het Derkinderenpad is genomen in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] gegrond. Het besluit van 9 januari 2014 dient te worden vernietigd wat betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ter hoogte van het Derkinderenpad.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van overweging 8 de in overwegingen 5.3 en 7.2 omschreven gebreken in het besluit van 9 januari 2014 te herstellen.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 23 oktober 2014 het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" opnieuw gewijzigd vastgesteld. Daarbij heeft hij voor plandeel 1 op de verbeelding een maximale bouwhoogte opgenomen. Voorts is in de plantoelichting een motivering opgenomen ter voldoening aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 23 oktober 2014 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 23 oktober 2014. Dit betekent in het bijzonder, gelet op de motivering van de regionale en lokale woningbehoefte die de raad aan paragraaf 5.1 van de plantoelichting heeft toegevoegd, dat de Afdeling er van uitgaat dat [appellant] die behoefte niet meer betwist. Daarvan uitgaande heeft de raad in redelijkheid aannemelijk kunnen achten dat het plan in zoverre uitvoerbaar is binnen de planperiode. Daarvoor is niet vereist dat er al concrete partijen zijn die tot verwezenlijking zullen overgaan. Het betoog dat de beoogde woningbouw economisch niet uitvoerbaar is, faalt. Gelet hierop faalt ook het betoog van [appellant] dat de raad voor de aanname dat er tevens behoefte bestaat aan commerciële voorzieningen ten onrechte verwijst naar de behoefte aan appartementen.
7. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van 9 januari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" gegrond;
II. vernietigt het plandeel met de bestemming "Gemengd - Uit te werken" ter hoogte van het Derkinderenpad;
III. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van 23 oktober 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Almere tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Almere aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015
410.