ECLI:NL:RVS:2015:783

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
201410183/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan en omgevingsvergunning in Bergambacht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 maart 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door een groep verzoekers, allen wonend te Bergambacht, tegen de besluiten van de raad van de gemeente Bergambacht, thans de gemeente Krimpenerwaard, en andere overheden met betrekking tot het bestemmingsplan "De Nieuwe Wetering II" en de verleende omgevingsvergunning aan een vergunninghouder voor de bouw van een afvalverwerkende inrichting.

De raad heeft op 30 september 2014 het bestemmingsplan vastgesteld, waarna op 7 oktober 2014 een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een kantoor en bijbehorende loodsen. Daarnaast is op 22 oktober 2014 een vergunning verleend voor het lozen van mogelijk verontreinigd hemelwater. De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor de gevolgen van de bouwactiviteiten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 3 februari 2015. Tijdens de zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en de verschillende overheden en de vergunninghouder waren ook aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Gezien de planning van de indiening van de verweerschriften en de tijd die nodig is voor de bouwactiviteiten, heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is bij schorsing van de omgevingsvergunning en de watervergunning.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 maart 2015.

Uitspraak

201410183/2/R4.
Datum uitspraak: 2 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Bergambacht,
en
1. de raad van de gemeente Bergambacht, thans: de gemeente Krimpenerwaard,
2. het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
3. het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "De Nieuwe Wetering II" vastgesteld.
Bij besluit van 7 oktober 2014 heeft het college van gedeputeerde staten aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een kantoor en bijbehorende loodsen, het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het be- en verwerken van grond, bouw- en sloopafval inclusief puinbreken en asfalt- en asbestopslag ten behoeve van een geheel nieuwe afvalverwerkende inrichting en het aanleggen of veranderen van een uitrit.
Bij besluit van 22 oktober 2014 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet verleend voor het lozen in oppervlaktewater van mogelijk verontreinigd hemelwater afkomstig van het recyclingterrein binnen de inrichting aan de [locatie] te Bergambacht.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 februari 2015, waar [verzoeker] en anderen, van wie [gemachtigden] in persoon en bijgestaan onderscheidenlijk vertegenwoordigd door mr. J. Wildschut, het college van dijkgraaf en hoogheemraden, vertegenwoordigd door ing. S.C.M. Verhoeven en ir. G.T.M. van de Wijnboom-Geboers, beiden werkzaam bij het Hoogheemraadschap, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door mr. M.P. Vogelzang, J.E. te Pas, en ing. J.M.B. Boere, allen werkzaam bij de Omgevingsdienst Midden-Holland, de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Advocaat en mr. M. Lammens, werkzaam bij Rho Adviseurs, [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr W.B. Kroon, advocaat te Breda, ing. M. Boers, en [directeur], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij besluit van 28 mei 2013 heeft de raad de oprichting van een afvalverwerkende inrichting van [vergunninghouder] aan de Handelsweg 5 te Bergambacht aangewezen als een geval als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro). Het besluit strekt er toe de vaststelling van het bestemmingsplan "De Nieuwe Wetering II" gecoördineerd voor te bereiden met de te nemen besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoor en bijbehorende loodsen, het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding, het be- en verwerken van grond, bouw- en sloopafval inclusief puinbreken, asfalt- en asbestopslag en het aanleggen of veranderen van een uitrit en op grond van de Waterwet tot verlening van een vergunning voor het lozen in oppervlaktewater van mogelijk verontreinigd hemelwater afkomstig van het recyclingterrein binnen deze inrichting. Ingevolge artikel 8.3, eerste lid, van de Wro worden deze besluiten voor de mogelijkheid van beroep aangemerkt als één besluit.
3. Ingevolge artikel 8.3, tweede lid, van de Wro beslist de Afdeling binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift op het beroep. Ter zitting is namens de raad, het college van dijkgraaf en hoogheemraden en het college van gedeputeerde staten medegedeeld dat de verweerschriften binnen twee à drie weken na de zitting zullen worden ingediend. Gelet hierop zal de Afdeling naar verwachting in de tweede helft van 2015 uitspraak doen op het beroep.
[vergunninghouder] heeft ter zitting verklaard dat geen bouwactiviteiten zullen worden aangevangen voordat de besluiten onherroepelijk zijn geworden. [vergunninghouder] wijst erop dat met de bouw van de inrichting pas kan worden begonnen nadat op en rond het perceel voorbereidingshandelingen zijn getroffen. [vergunninghouder] wil zo spoedig mogelijk met deze voorbereidingshandelingen beginnen. Het betreft het voorbelasten van het perceel ten behoeve van het verbeteren van de draagkracht van de bodem. De voorbelasting vindt plaats door het aanbrengen van een pakket zand. Dat zandpakket dient naar verwachting een jaar aanwezig te zijn voordat met de bouw van de inrichting kan worden begonnen.
Na de aanvang van de bouwactiviteiten zal het nog ten minste twaalf maanden duren voor de inrichting in werking kan zijn en gebruik kan worden gemaakt van de watervergunning en de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting.
Gelet hierop bestaat geen spoedeisend belang bij schorsing van de omgevingsvergunning en de watervergunning.
De voorbelasting is niet mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan. Verzoekers keren zich echter niet tegen deze voorbelasting.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Bijleveld
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2015
433.