201408123/1/A3.
Datum uitspraak: 11 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 augustus 2014 in zaak nr. 13/4972 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2011 heeft het college een verzoek van [appellant] tot wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de GBA) afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 24 februari 2015.
Overwegingen
1. De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
(hierna: Wet gba) is op 6 januari 2014 vervangen door de Wet basisregistratie personen, doch is op dit geding nog van toepassing.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van deze wet, zoals deze ten tijde van belang luidde, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld omtrent de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties.
Ingevolge artikel 36, tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, derde lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Ingevolge artikel 83, aanhef, onder f en slot, wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 82 gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Ingevolge artikel 11 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: het Besluit GBA), zoals dit gold ten tijde van belang, stelt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een systeembeschrijving vast.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling vaststelling systeembeschrijving GBA, zoals deze gold ten tijde van belang, wordt de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 11 van het Besluit GBA, gevormd door het Logisch Ontwerp GBA (hierna: Logisch Ontwerp), bedoeld in
artikel 3.
Ingevolge artikel 3 is het Logisch Ontwerp GBA opgenomen in bijlage II bij deze regeling.
2. [appellant] is sinds 30 juli 1996 in de GBA opgenomen met de geboortedatum 00-00-1960. Hij heeft het college verzocht om zijn geboortedatum in de GBA te wijzigen in 1 januari 1960.
3. Aan de handhaving van de afwijzing van dat verzoek heeft het college ten grondslag gelegd dat de geboortedatum waarvan [appellant] registratie in de GBA wenst een fictieve datum is, aangezien hij op 30 juli 1996, op basis van een getoonde geboorteakte, is ingeschreven met de geboortedatum 00-00-1960. Volgens het college dient bij het ontbreken van een gegeven van de geboortedatum volgens het Logisch Ontwerp de standaardwaarde 00 te worden vermeld. Afwijken van het Logisch Ontwerp is niet mogelijk. Artikel 37, derde lid, van de Wet gba staat er aan in de weg dat een fictieve datum wordt geregistreerd, aldus het college.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gepasseerd en aldus de wet- en regelgeving te strikt heeft toegepast. Nu soortgelijke verzoeken van derden wel zijn gehonoreerd, had zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel, mede in het licht van de zeer snelle ontwikkelingen op elektronisch communicatiegebied, moeten worden gehonoreerd, aldus [appellant].
4.1. [appellant] heeft zijn stelling dat de afwijzing van zijn verzoek in strijd is met het gelijkheidsbeginsel op geen enkele wijze gemotiveerd, ook niet nadat hij daartoe door de rechtbank uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015
176-818.