201408227/1/A4.
Datum uitspraak: 11 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Utrecht,
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2014 heeft het college zijn beslissing om op 15 juli 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Utrecht 2010 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 70,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 21 augustus 2014 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2015.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening kan het college aanwijzen via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een zak met huishoudelijke afvalstoffen die op 15 juli 2014 is aangetroffen op de openbare weg ter hoogte van het pand aan de [locatie]. Omdat in de zak een poststuk is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van [appellant], stelt het college zich op het standpunt dat de zak van hem afkomstig is en dat hij deze in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening ter inzameling heeft aangeboden.
3. [appellant] betoogt dat hij ten onrechte als overtreder is aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat hij niet degene is geweest die de zak met huishoudelijke afvalstoffen op onjuiste wijze ter inzameling heeft aangeboden. Hij stelt in beroep dat hij de zak voor de deur van zijn appartement op de vijfde etage van het appartementencomplex heeft neergezet. Volgens hem heeft mogelijk een derde de huisvuilzak meegenomen en op onjuiste wijze ter inzameling aangeboden.
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 1 juni 2005 in zaak nr. 200501068/1, zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
3.2. Vaststaat dat de op 15 juli 2014 aangetroffen zak met huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening op onjuiste wijze ter inzameling is aangeboden. Nu in de zak een poststuk is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van [appellant], is de zak tot hem herleidbaar.
Met de enkele, niet nader onderbouwde stelling dat een derde mogelijk de huisvuilzak op onjuiste wijze ter inzameling heeft aangeboden, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij, hoewel de huisvuilzak tot hem herleidbaar is, niet de overtreder is. Reeds daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat het college hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat [appellant] ter zake in bezwaar een andere verklaring heeft gegeven dan in beroep.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015
457-720.