ECLI:NL:RVS:2015:760

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
201406387/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing wijziging gemeentelijke basisadministratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die zich noemde '[persoon]', tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013. Appellant had verzocht om wijziging van zijn gegevens in de gemeentelijke basisadministratie, maar dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen bij besluit van 29 juni 2012. Het college verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond bij besluit van 22 oktober 2012. De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat het beroep van appellant ongegrond was, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 februari 2015 behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht. Tijdens de zitting heeft appellant zijn stelling gepresenteerd dat de uitspraak van de rechtbank in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hij stelde dat het college niet in redelijkheid zijn verzoek kon afwijzen. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat appellant zijn stelling niet op overtuigende wijze heeft gemotiveerd, ondanks dat hij de gelegenheid had gekregen om dit te doen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de rechtbank onterecht of op onjuiste gronden het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 maart 2015.

Uitspraak

201406387/1/A3.
Datum uitspraak: 11 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], zich noemende "[persoon]", wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juni 2013 in zaak nr. 12/5190 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft het college het verzoek van [appellant], zich noemende "[persoon]" om zijn gegevens in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2012 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2013 heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2015, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Veerkamp, advocaat te Utrecht, is verschenen.
Overwegingen
1. Appellant heeft zijn stelling dat de uitspraak van de rechtbank in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat het college bij een afweging van alle in aanmerking komende belangen niet in redelijkheid zijn verzoek kon afwijzen op geen enkele wijze gemotiveerd, ook niet nadat hij daartoe door de Afdeling uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Gelet hierop bestaat geen aanleiding te oordelen dat uit hetgeen appellant heeft aangevoerd zou moeten worden geconcludeerd dat de rechtbank niet terecht of op onjuiste gronden het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Hetgeen appellant ter zitting naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding hierover anders te oordelen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015
176-818.