ECLI:NL:RVS:2015:716

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
201402265/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Oostplaat en geluidbelasting in Goeree-Overflakkee

Op 11 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Zuidwester en de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 9 januari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Oostplaat" is vastgesteld. Stichting Zuidwester, gevestigd te Middelharnis, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidbelasting van het bedrijventerrein en de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat in de nabijgelegen woon-zorgcomplex Hernesseroord.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 1 oktober 2014, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend, omdat er nieuwe stukken zijn ingediend door de raad en Stichting Zuidwester. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, zonder nieuw akoestisch onderzoek uit te voeren naar de cumulatieve geluidbelasting van het bedrijventerrein inclusief de voorziene uitbreiding.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De raad is opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de uitspraak een gewijzigd of nieuw besluit te nemen voor de gronden waarop de uitbreiding van het bedrijventerrein is voorzien. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201402265/1/R4.
Datum uitspraak: 11 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
de stichting Stichting Zuidwester, gevestigd te Middelharnis,
appellante,
en
de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Oostplaat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Stichting Zuidwester beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2014, waar Stichting Zuidwester, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. den Braber en ing. L.C. Luijendijk, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door C. van der Elst en T.J. van Rossum, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er zijn nog stukken ontvangen van de raad en Stichting Zuidwester. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van verdere behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch planologisch kader voor het bestaande bedrijventerrein Oostplaat en in een uitbreiding daarvan ter plaatse van de voormalige sportvelden. Het plangebied grenst aan de zuidwestzijde aan het woon-zorgcomplex van Stichting Zuidwester, genaamd Hernesseroord.
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
4. Stichting Zuidwester betoogt dat de raad ten onrechte heeft verwezen naar een onderzoek naar de gecumuleerde geluidbelasting dat is opgesteld ten behoeve van een ander bestemmingsplan en dat daardoor geen rekening is gehouden met recente ontwikkelingen van alle bedrijven op het industrieterrein. Nu geen nieuw onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van de voorziene uitbreiding, heeft de raad zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, aldus Stichting Zuidwester.
5. De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het gebied Hernesseroord. Dit is volgens de raad reeds onderzocht bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Middelharnis". Naar aanleiding van het beroep van Stichting Zuidwester heeft de raad de cumulatieve geluidsbelasting van het bedrijventerrein inclusief de uitbreiding alsnog onderzocht. Onder verwijzing naar de resultaten van dit onderzoek stelt de raad dat de contouren vrijwel gelijk lopen met de cumulatieve 50 dB(A) contour van het onderzoek dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan "Middelharnis" is gebruikt en waarnaar bij de beantwoording van de zienswijze is verwezen.
6. Het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" dat ziet op de gronden die direct grenzen aan het terrein van Stichting Zuidwester maakt bedrijven in de milieucategorieën 2 tot en met 3.2 mogelijk. Een groot gedeelte van deze gronden betreft braakliggend terrein. Op deze gronden is de uitbreiding van het bedrijventerrein voorzien.
7. In de notitie van DCMR milieudienst Rijnmond van 3 september 2014 (hierna: de notitie) zijn de contouren van de cumulatieve geluidemissie van het bedrijventerrein van 50 dB(A) en 55 dB(A) onderzocht. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale belasting 50 dB(A) is.
De berekende 50 dB(A) contour bevindt zich ongeveer ter hoogte van de eerstelijns woonbebouwing. Omdat de gevelbelasting bij de woningen ruim lager is dan 55 dB(A) zal bij een standaardgevelwering aan de gebruikelijke toetswaarde voor een aanvaardbaar binnenniveau worden voldaan. Voor de lege kavels is uitgegaan van een maximale invulling van de milieucategorie die ingevolge het plan ter plaatse is toegelaten.
8. In het nader ingediende stuk van de raad is vermeld dat een nieuw akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de cumulatieve geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein inclusief de uitbreiding. Tevens is daarin vermeld dat de raad zich op basis van het nieuwe onderzoek op het standpunt stelt dat ter plaatse van de dichtstbijgelegen woonbebouwing geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein derhalve niet aanvaardbaar is.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
In hetgeen Stichting Zuidwester heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" voor zover dat plandeel betrekking heeft op de braakliggende gronden direct grenzend aan het terrein van Stichting Zuidwester is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
9. Het beroep is gegrond. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak een gewijzigd of nieuw besluit te nemen voor de gronden waarop de uitbreiding van het bedrijventerrein is voorzien.
Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
10. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee op om binnen 26 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overwegingen 8 en 9 het daar omschreven gebrek te herstellen, en daartoe een gewijzigd of nieuw besluit te nemen voor de gronden waarop de uitbreiding van het bedrijventerrein is voorzien;
2. de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en het gewijzigde of nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Michiels w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015
545-808.